Chef had vroeger een collega op de redactie van de krant waar hij werkte die van een flinke slok hield. Het was niet zo dat hij ladderzat op zijn werk kwam, maar de borrel van de avond ervoor zorgde wel voor vertraging. Guus kwam vaak te laat op zijn werk. Hij had al enkele waarschuwingen van de hoofdredactie gekregen- nog een keer te laat door de borrel en hij kon zijn biezen pakken. Een paar dagen ging het goed en was hij op tijd maar toen was het weer raak. Hij werd door de hoofdredacteur ontboden. De kamer van de hoofdredacteur had twee deuren. Een waardoor je de kamer betrad en de andere werd gebruikt als aftochtdeur, want de kamer van de baas grensde aan de grote redactiezaal. En dan is het lullig als je al scheldend of jankend de kamer van de baas verliet en de hele crew dat kon zien.
Vol spanning keek de redactionele gemeenschap hoe Guus bij de baas naar binnen liep om zijn ontslag aangezegd te krijgen. Een paar minuten stapte hij bedrukt de toegangsdeur uit- zijn moeder was die ochtend gestorven en dan past alleen compassie en empathie. We condoleerden Guus met het verlies. Hij bleef de dagen erna gewoon werken, tot de begrafenis dachten wij. De telefoon rinkelde op een bureau van de economieredactie. Guus zat achter zijn bureau. De collega die de telefoon opnam riep over de redactie: Guus, je moeder is aan de telefoon.
Guus was behalve journalist ook politicus. Politiek maakt dorstig. Op een avond hield de politie in de woonplaats van Guus een verkeerscontrole. Alle automobilisten werden staande gehouden, ook Guus. De alcohollucht was te snijden maar de agenten roken niks. Guus moest een paar meter lopen, niks aan de hand, zei de politie. Waarop de journalist/politicus weer in zijn auto stapte om verder te rijden. Maar de motor starten en de handen aan het stuur houden is wel lastig als je lazarus in je auto stapt en op de passagiersstoel zit, achterin de auto, in je eentje.