Deze zomer was ik gids-vrijwilliger in de kerk van de Doopsgezinde Gemeente Utrecht, aan de drukke Oudegracht. Een schuilkerk, met een geheel eigen plek in de driehoek religie-macht-spel.
De kerk is van buiten niet als zodanig herkenbaar. Weet je niet beter, dan zou je denken dat achter de gevel een statig patriciërshuis schuil gaat. Het gidsen begint daarom al op de stoep. Wil je mensen binnen krijgen, dan moet je ze persoonlijk uitnodigen. ‘Hengelen’ noemt een van mijn collegagidsen dat.
Per gratie mochten de doopsgezinden in 1773 van een leegstaande brouwerij aan de Oudegracht hun kerk maken, maar het gebouw moest van buitenaf niet herkenbaar zijn als kerk. Vandaar die gevel. Vanaf de straat mocht de kerkruimte niet zichtbaar zijn. Een luidklok was niet toegestaan.
Dat de doopsgezinde kerk een schuilkerk is, komt doordat calvinisten in Utrecht het lange tijd voor het zeggen hadden. Wat zij zagen als ketterij, zoals de doopsgezinde volwassenendoop, mocht niet worden gepropageerd. Het werd hooguit getolereerd. Ook andere kerkgenootschappen werden gemarginaliseerd en hadden hun eigen schuilkerken.
Binnen de driehoek religie-macht-spel verkeren macht en spel meestal op gespannen voet. In elke religie krijgt macht een eigen vorm, ergens tussen horizontaal en verticaal in. Spel wordt in religies zichtbaar in het spelen met betekenissen, bijvoorbeeld rond de zin van het leven, maar ook in ritueel, zoals de doop. Doorgaans lukt het de macht om het spel te temmen tot vaste leer en voorgeschreven ritueel. Afwijkingen heten dan ketterijen.
Omdat de Doopsgezinden eigenzinnig hun spel speelden en de calvinisten daar niet van gediend waren, is het dus nu deel van mijn gidsentaak om mensen naar binnen te vragen. Eigenlijk is dat hengelen best leuk, want daardoor had ik geregeld leuke gesprekken met voorbijgangers, of ze nu binnen kwamen of niet.