Geen idee.
(Alkmaar) Menno wil weten waarom niemand thuis iets over God zegt en waarom ze niet bidden voor het eten.
“God bestaat niet,” zegt moeder. “God is een verzinsel. En ik ga een bedenksel niet bedanken voor ons eten. Ik kook de dankbaarheid dat we te eten hebben wel gewoon met de piepers mee.”
“Oma Dekker denkt daar toch anders over,” werpt Menno tegen.
“Zij is hervormd,” moppert mam.
“Wij zijn in een keer goed gevormd,” stelt pa. “Hervormden blijkbaar niet, anders hoefde het niet over. En gereformeerden al helemaal niet, want die waren zelfs na een hervorming nog steeds niet zoals het moest en waren nog een keer aan de beurt.” Hij lacht.
“Even serieus,” moppert Menno.
“Ik heb mijn moeder nooit voor het eten horen bidden,” zegt mamma.
“Bij ons thuis waren we alleen stil onder het eten wanneer we aan het kauwen waren,” verklaart pa. “En over God hadden we het nooit, omdat … omdat wij het er nooit over hadden. Godsdienst is opium voor het volk,”
“Marx,” weet Jos.
“Wij zijn geen communisten.” werpt moeder tegen.
“Marx heeft niks met communisten te maken,” corrigeert pa haar. “De communisten hebben hem gewoon gekaapt. Wij zijn socialisten.”
“Maar jullie geloven niet in God,” concludeert Menno.
Pa wrijft even over zijn kin, schraapt zijn keel en verkondigt plechtig: “God is door mensen bedacht zodat ze hun ellende een plaats konden geven. Er zit nergens een mannetje met een lange witte baard op een wolk deze wereld te bestieren.”
“En Jezus dan?”
“Jezus was gewoon een mens,” poneert moeder stellig. “En net zoals ze altijd en overal doen met mensen die het goed met anderen voorhebben, hebben ze hem om zeep geholpen.”
Pa knikt en zucht. “De Romeinen spijkerden hem aan een kruis. Als hij in de middeleeuwen had geleefd, of in de tijd van de Franse revolutie, zouden mensen nu met een galgje of mini–guillotine aan een gouden kettinkje om hun hals rondlopen. En als ie in Amerika was geboren, zouden ze nu met een gouden elektrisch stoeltje rondlopen” Hij moet er zelf hard om lachen.
Menno denkt aan zijn grootmoeders. Zouden zij hun dankbaarheid ook meekoken? En hij denkt aan de zondagsschool, de godsdienstlessen op school, de abdij in Egmond en aan allerlei andere zaken die iets met ‘geloven’ te maken zouden kunnen hebben.
“Wie heeft de wereld dan gemaakt?” vraagt hij tenslotte.
“Niemand.” stelt moeder. “De wereld is er al miljoenen jaren, en niet zoals sommigen beweren pas een paar duizend jaar. Dat God de wereld heeft geschapen, is een sprookje.”
“De aarde is een planeet,” legt pappa uit. “En hoe die precies is ontstaan, zoeken geleerden maar uit. Ik heb geen idee. Wat ik wel weet is dat de aarde niet uit hemelse klei is geboetseerd en dat er niet vanaf dag zes ineens mensen op rondliepen. Veel mensen willen graag weten waar ze vandaan komen en waar ze heen gaan. Ze vinden het onverdraaglijk wanneer je hun vragen beantwoordt met ‘geen idee.’ Van ‘geen idee’ worden ze bang.”
“Bent u niet bang?”
“Nee, het heeft namelijk geen enkele zin bang te zijn voor iets dat je niet kunt weten. Je moet bang zijn voor wat je denkt zeker te weten. Mensen die menen van alles zeker te weten, maken dingen, elkaar en de natuur kapot. Zeker weten is desastreus “
“Wat is desastreus?”
“Rampzalig.”
Geef een reactie