In krap veertig pagina’s componeerde Jack Kerouac een collectie prozagedichten waarin hij uitdrukking geeft aan zijn boeddhistische levensgevoel van een bestaan in leegte.
Wanneer ik ‘s ochtends mijn jongste dochter heb afgeleverd bij de basisschool, maak ik aansluitend graag een ommetje. De route van het Grote Voertuig (mijn scootmobiel) voert steevast over een smal slootweggetje. Rechts de uiterste grens van de bebouwde kom en links tot aan de einder de weilanden van het Groene Hart waarin koeien traag door oneindig laagland gaan. Af en toe een boerderij of een bomenrij. Zijn het ijle populieren? Het tafereel roept in mij in ieder geval een Marsman-achtig gevoel wakker.
“Mooi,” heb ik vaak gedacht bij het aanschouwen van dit al. Totdat ik me op een goede dag realiseerde welke film zich in mijn hoofd afspeelde: “Mooi? Hoezo? Het is wat het is. In dat ‘mooi’ schuilt een vergelijking, een verwachting, een verlangen. Een hechting! Is deze heilzaam, onheilzaam of noch heilzaam, noch onheilzaam? En wie is het die dit gevoel koestert, dit etiket plakt?”
Paradoxen
Aan deze rijdende meditatie moest ik denken toen ik gisteren The Scripture of the Golden Eternity las, de sutra die de Amerikaanse schrijver Jack Kerouac in 1956 componeerde. “Heb ik die lucht geschapen? Ja, want, als het iets anders was dan een concept in mijn geest, had ik niet ‘lucht’ gezegd – Dat is waarom ik de gouden eeuwigheid ben,” aldus de beroemde openingswoorden van dit opmerkelijke document. Onmiddellijk gevolgd door: “Er zijn hier niet twee van ons, lezer en schrijver, maar één, één gouden eeuwigheid. Een-Die-Het-Is, Dat-Wat-Alles-Is.”
Kerouac begreep het. In het San Francisco van de jaren vijftig was hij een snelle leerling in de zenklas. Uitgedaagd door een dharmavriend geeft hij in krap veertig pagina’s uitdrukking aan zijn boeddhistische levensgevoel van een bestaan in leegte, waarin wezens die zijn en niet-zijn communiceren en niet-communiceren met andere manifestaties van de geest die nimmer geboren zijn of doodgaan.
Met echo’s van de Diamantsutra, de Hartsutra, de Platformsutra en andere Mahayanateksten passeren alle paradoxen van de wijsheid-voorbij-alle-wijsheid de horizon in een collectie van zesenzestig prozagedichten. God, Boeddha, Atman, Amida, alles en iedereen: creaties en projecties van de gouden eeuwigheid. In hun leegte alle even valide en betekenisloos tegelijk. Wat Kerouac hier doet, is dharma delen in optima forma.
Katten geeuwen
Zijn compositie is een soort Sandokai in eigentijdse vorm. Laten we het snel in enige canon opnemen, of misschien ook niet, want Kerouac zegt (onder nummer 45): “Heb je dit geschrift begrepen, gooi het dan weg.” En zo niet, zegt hij, gooi het dan eveneens weg.
Maar ja, voor alle auteurs geldt: latere generaties maken uit wat er met hun teksten gebeurt. En dus beveel ik van ganser harte aan dat we The Scripture of the Golden Eternity snel vertalen en in de liturgie van onze sangha’s opnemen, misschien wel als vervanging van de Sandokai en de Hartsutra. Zouden we dat durven, om gekoesterde teksten uit de traditie eruit te mikken? Ik hoop het, al is het alleen maar om eens te proberen. Misschien dat dit de ban breekt van ons soms al te zwaarmoedig gereformeerde polderboeddhisme en ons in staat stelt bruggen te slaan naar mensen die worden afgeschrikt door traditie.
Ik zou het zelfs in een groter perspectief willen plaatsen. Als we westers boeddhisme werkelijk een eigentijdse kleur willen geven, als we echt wat lef in onze boeddhistische donder hebben, laten we dan voortaan overal op de wereld dagelijks gewoon reciteren: “Katten geeuwen omdat ze zich realiseren dat er niets anders is om te doen” (nummer 59). Dit ligt zo voor het grijpen; en het is nog eens andere koek dan het moeizame (zij het loffelijke) geëxperimenteer van Stephen Batchelor om uit de brokstukken van een ver verleden een nieuwe Grote Synthese te fabriceren.
Authenticiteit
Wil je Kerouac duiden, dan kun je een ton artikelen vinden die je tot vervelens toe voorlichten over zijn rol in de ‘Beat generation’ en zijn katholieke opvoeding. Maar ik zeg: weg met die context, weg met dat gehistoriseer. We doen alleen recht aan de gouden eeuwigheid wanneer we de tekst nemen zoals deze is.
Niet duiden en evenmin proberen samen te vatten. De sutra van Kerouac kenmerkt zich door een dusdanige authenticiteit dat samenvatten noch mogelijk, noch zinvol is. Lees het en gooi het weg. Ik neem het op mijn website op onder Mahayanateksten (op het internet vind je in een handomdraai een pdf-bestand van iemand die de tekst heeft overgetikt). Al zou ik het dus liever zingen.
Maar ik heb mijn ‘Namu Amida Butsu’ (nou ja, ‘mijn’?). Dat hum ik al weer enige tijd blijmoedig tijdens mijn rijdende meditatie nu ik bij de blik op het grasland voorbij de sensatie van mooi en niet-mooi ben. Van Hendrik Marsman naar Jack Kerouac: Dank zij Amida Boeddha voor de gouden eeuwigheid van Hollands Groene Hart.