Journalisten analyseren Trumps verkiezingsspeeches. Conclusie: zijn toespraken worden steeds onsamenhangender. Heeft dat gevolgen voor de opiniepeilingen? Nee. Wat hij ook zegt, Trump spreekt de taal van zijn aanhangers.
De journalisten die Trumps speeches ‘onsamenhangend’ noemen, doen dat vanuit hun eigen taalveld. Daarin is een eerste vereiste dat een redenering logisch is en dus van A via B bij C belandt. In hun TV-debat toonde Harris met gelach en opgetrokken wenkbrauwen haar verbazing over Trumps uitspraken. Twee taalvelden.
In onze verkiezingscampagne vorig najaar waren taalvelden ook bepalend. De PVV werd de grootste, mede dankzij het taalveld waarvan Wilders zich bedient. Wat je ook van zijn voorstellen vindt, hij weet wat taal doet en wordt breed begrepen. In het parlement maakte hij onparlementair taalgebruik normaal: ‘heks’, ‘het zal mij worst zijn’, ‘slappe hap’. Niks ‘Ik verschil van mening met de geachte afgevaardigde, want…’
Populisten zetten ‘elite’ en ‘volk’ tegenover elkaar, onder andere vanwege het verschil in taalveld. Uitleggers van de laatste verkiezingsuitslag maakten onderscheid tussen theoretisch en praktisch geschoolden, hoger en lager opgeleiden. Op TV illustreren ‘Buitenhof’ en ‘Vandaag Inside’ het verschil in taalgebruik. Taalvelden tonen gescheiden werelden, ook al blijft Nederlands de voertaal. Ze vertalen levensstijl, kleding, omgangsvormen, wereldbeeld, kernwaarden. En stemgedrag.
De nu wereldwijd opkomende autocratisch populistische regimes lijken het ‘volkse’ taalveld bewust in te zetten om verkiezingen te winnen. Oneliners spiegelen uit straatinterviews, bijvoorbeeld over migranten of het klimaat, wint meer stemmen dan geduldig een complexe visie uitleggen. Autocraten komen zo binnen via de achterdeur van de democratie.
Politici en partijen wisselen soms van taalveld. Wilders spreekt nu PeeVeeVees, maar begon in het beheerste taalveld van de VVD-elite. De Partij van de Arbeid werd arbeideristisch genoemd toen truiendragers nog woordvoerders waren. Nadat gestropdaste doctorandussen de partij overnamen en het neo liberalisme omarmden, veranderde het taalveld.
Soms weten politici niet goed welk taalveld ze zullen gebruiken. Recent komen rechts-radicale ministers amateuristisch over omdat ze vloeiender zijn in het oppositionele taalveld dan in het bestuurlijke.
Of een typerend voorbeeld deze week: Wilders wil de burgemeester van Amsterdam ontslaan en het land uitzetten. Politici uit de regeringscoalitie wordt gevraagd om een reactie. Ze aarzelen zichtbaar welk taalveld ze zullen aanboren, dat van de loyale coalitie, of toch kritisch over Wilders, samen met de oppositie. Aan waarden komen ze überhaupt niet toe.
Als taalvelden staan voor gescheiden werelden, hoe verloopt de communicatie dan? Wat is de noemer waarop gesprek mogelijk is? Dat is nog niet zo duidelijk.
Drie opties dienen zich aan.
- Een voor de hand liggende optie is mee te gaan in het taalveld van de ander, ongeveer zoals je met een Engels sprekende in het Engels een gesprek voert. Rutte deed dat toen hij op Wilders’ uitspraak ‘Doe eens normaal, man!’ antwoordde met ‘Doe lekker zelf normaal, sjonge jonge’. Dat leidde niet tot beter begrip.
- Een betere mogelijkheid zou zijn om door te vragen naar vooronderstellingen, in dit voorbeeld rond de betekenis van het woord ‘normaal’. Mensen vullen woorden met tegengestelde betekenissen. Zo geven ze de toon aan voor gedrag, in dit geval normaal geacht gedrag.
Maar Wilders en Rutte dachten daarbij niet aan hetzelfde gedrag. Welke waarden zitten dan achter ‘normaal’ gedrag in die twee versies? Rutte vond het duidelijk niet normaal dat hij op onparlementaire toon werd toegesproken, tegen normale parlementaire waarden in, zoals beleefdheid en respect. Wilders normaliseerde zijn eigen taalveld daar tegenin – recht voor zijn raap. Trouwens, welke waarden zitten er achter de term ‘vrijheid’ in beider partijnamen?
Een ander voorbeeld van waarden onder statements, ook uit de PVV, is de uitspraak van minister Faber ‘Ik ben beleid’. De democratische waarde dat uiteindelijk het parlement bepaalt wat het beleid wordt, staat haaks op haar autocratische claim dat zij dat als minister doet, via een buiten-parlementaire noodwet.
Of het nu om de betekenis van ‘normaal’ gaat of ‘beleid’, het expliciet maken van waarden lijkt eerder polariserend dan verbindend te werken. Het debat over waarden blijft bovendien vaak steken in een discussie over normen, de dagelijkse gedragsregels die van waarden worden afgeleid, zoals in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Het is alsof je het over het weer hebt, zonder het over het klimaat te hebben. De waarden die het politieke klimaat bepalen blijven impliciet en onbesproken zolang het alleen over normen gaat.
3. Als de verkenning van waarden een moeizame taak is, dan blijft de optie over dat men elkaar in ieders waarde laat – de uitdrukking die de taal ons aanreikt. Tijdens de verzuiling was dat de politieke etiquette. De politiek is dan een meerstromenland, elke rivier met een eigen taalveld als bedding. Recent poldert men in die Hollandse delta, zij het met ups en downs.
Dat al dat water uitstroomt in dezelfde zee, is misschien een reden om op zijn minst te doorgronden wat de waarden zijn in de bedding van de naburige stromen. Dan is er kans op compromissen. Want met elkaar spelen politici onvermijdelijk het waardenspel rond de betekenis van macht.
Whapai zegt
Het is niet alleen de taal. Zoals u schrijft ook, het maakt niet (meer) uit wát er wordt gezegd. Het maakt uit hóe iets wordt gezegd. Het gaat ook om de mimiek, de gebaren, de gezichtsuitdrukkingen, de (gespeelde) woede, de entourage waarin het zich afspeelt, het uiterlijk (kapsel), de duidelijk zichtbare beveiliging (nu ook bij Trump). Het is één groot theater. Zoals Nidesh Lawtoo uitstekend beschrijft in zijn boek (Nieuw) Fascisme. En de inhoud? Ach ja, die inhoud… die is allang dood en begraven want dan zal er toch eerst iemand moeten (gaan) luisteren.