Jaren geleden maakte ik in het Venrayse Mgr. Goumanspark een foto waar ik maanden in geïnvesteerd had. Te zien was een bankje, de onderbenen van een getinte landgenoot en wat blikjes en peuken. De jonkojongen, zoals ik hem noemde, wou per se niet herkenbaar op de foto.
Dat begreep ik. Sommige van zijn vrienden en vriendinnen kwamen uit de Jeugdzorg. Één van de meiden op het bankje hoorde ik op een dag zeggen: “Ik haat m’n kankerleven.” Even keek ik haar aan, maar een toelichting kreeg ik niet.
In het park kom ik nog steeds dagelijks, net als mijn vrienden en vriendinnen die ik gemakshalve schaar onder de noemer ‘jonkojongens’. Jonko is straattaal. Het betekent joint met wiet of hasj.
Ik ben gemiddeld 35 jaar ouder dan de jonkomeiden en -jongens die ik tref in het park, in sterk wisselende samenstelling. Sommigen komen uit stabiele gezinnen. Ze hebben banen of meerdere ZZP- of nulurencontracten.
Weer anderen, zoals ik, zijn afgekeurd voor de arbeidsmarkt. Mij overkwam dat op m’n 47ste. Anderen, nog geen 20, leven al van een WIA-uitkering. Of het betreft Oost-Europeanen die een poosje werken in Venray (of er vakantie vieren) en dan weer verder trekken naar andere oorden.
De laatste tijd spreek ik regelmatig jonge Hongaren of Roemenen die uit de regio Transsylvanië zeggen te komen. Zonder uitzondering zijn het warme, gulle mensen met wie ik graag omga.
Een andere vriend, een leeftijdsgenoot die opgroeide in het Madrid van de fascist Franco, kwam mild getraumatiseerd uit een echtscheiding met een Venrayse waar hij een autistische zoon aan overhield die hij nooit meer ziet.
Die vriend – hij heet Luis – vertelt me verhalen uit de Francotijd die ik hier liever niet samenvat. Ze zijn dermate gruwelijk, en op z’n minst grotendeels op waarheid gebaseerd, dat ik het moeilijk voorstelbaar vind dat de knappe Luis een succesvol kunstenaar werd en in Nederland een gezin stichtte.
De Spaanse burgeroorlog overleefde hij ook omdat hij een kind was. Luis stamt uit een welgesteld, intellectueel en artistiek gezin. Één van zijn zussen is keramiste op het Franse eiland Lanzarotte, bekend van de zwarte, vulkanische stranden.
Daar tegenover staat dat Luis een vader had die op een dag in een dorp bij Madrid namens Franco een wapen begon leeg te schieten op de plaatselijke bevolking en een bloedbad aanrichtte om redenen die ik niet helemaal begrijp.
De massamoord is nooit gedocumenteerd, las ik online op gespecialiseerde websites. Ik nam kennis van honderden massamoorden door de fascist Franco, de anarchisten en de communisten tijdens een burgeroorlog die Spanje netto een omstreden monarchie opleverde, naast een moeizame omgang met het oorlogsverleden. Overigens: ging dat in Nederland heel anders na WOII en de zogenaamde Politionele Acties in Nederlands-Indië (sinds 1848 Indonesië)?
Luis trok zich in Venray naar eigen zeggen 20 jaar terug uit de openbaarheid na zijn echtscheiding. Exposeren deed hij nooit meer. In de jaren ’80 en ’90 haalde hij regelmatig de media met interviews en recensies van zijn exposities.
Een half jaar geleden was hij er weer met tekeningen en installaties, in het leegstaande Xenospand bij de Grote Markt. Daar maakte ik kennis met hem.
Bijna dagelijks ontmoet ik Luis op straat. De praatgrage Spanjaard is er bedreven in de indruk te wekken dat hij leeft als een clochard. In werkelijkheid volgde hij in Amsterdam het best denkbare kunstonderwijs (de Rietveld en Ateliers 63) en speelt hij Schubert en Chopin op de piano. Hij heeft een sociale huurwoning in de onvolprezen bloemkoolwijk Brukske.
Net als ik geniet Luis een bijstandsuitkering. Hij verzamelt statiegeldblikjes op straat, ik niet-opgerookte sigaretten. Luis en ik zijn welbeschouwd jonkojongens op leeftijd. Venray telt er vele, ook vrouwen. Sommigen werden vrienden. Anderen verdwenen spoorloos.
Deze jonkojongen op leeftijd leeft toe naar de kermis in Overloon, eind augustus. Dan hoop ik mijn nieuwe elektrische rolstoel te hebben, die ik bijna gratis te leen krijg van de gemeente. Misschien leg ik de lat te laag voor mezelf, mogelijk zouden gewichtiger uitdagingen dan de kermis in Overloon me moeten prikkelen, maar ik ken mijn beperkingen.
Vlak over de Brabantse grens woont een vriend die ik al 13 of 14 jaar ken. Nooit bezocht ik hem in Overloon, misschien doe ik dat nu.
Maar mijn vriend heeft het druk. Eerst was hij steward bij de KLM. Toen werkte hij voor de reclassering (en bouwbedrijven, waar hij leerde timmeren). Nu is hij al lang een succesvol dj, één van de kartrekkers van het Schijt aan de Grensfestival dat ieder jaar voor veel prettige onrust zorgt in delen van Venray en Overloon.
In het Mgr. Goumanspark komt mijn vriend uit Maastricht alleen als optredend dj, af en toe. Toch is ook hij een jonkojongen. Dat lot delen we manhaftig. Beiden genieten we de reputatie niet helemaal heteroseksueel te zijn. In Venray kun je daar heel oud mee worden, zonder het slachtoffer te worden van geweld of pedojagers.
Dat is het boeddhistische mededogen van het ooit aartskatholieke boerendorp Venray, dat schatrijk werd door scheepsompagnieën die aan de VOC deden denken, veel later gevolgd door uitgestrekte industrieterreinen met vervangende werkgelegenheid voor velen, ook Hollanders.