Deze weken ondergaan veel middelbare scholieren het overgangsritueel van het eindexamen. Van mijn eigen schooltijd herinner ik me dat ik elke examendag vroeg opstond, om alle stof nog even door te nemen. In het huis sliep iedereen. Buiten zongen luidruchtig de merels. De zon was jong.
Terugkijkend op wat ik toen als eindexamenleerling allemaal wist, voel ik me uiterst dom. Vooral van de exacte vakken resteert weinig. Of bleef een manier van denken over? Eenmaal op de universiteit werd de kennis versmald en verdiept. Veel informatie die ik in de studie vergaarde, is eveneens weggezakt. Maar een manier van denken vestigde zich.
Nu ik een tachtiger ben, komt het eindexamengevoel terug, in een andere gedaante. Het gaat vooral om levensbeschouwing en medemenselijkheid. Als antropoloog heb ik decennia lang flink wat kennis vergaard en uitgedeeld, maar daarmee kom ik niet door het finale examen.
In mijn specifieke geval komen vak en leven inhoudelijk bij elkaar. Als antropoloog was ik wetenschappelijk met levensbeschouwing en macht bezig, vooral in religie en religies. Maar al die tijd vormde en veranderde ik mijn persoonlijke levensbeschouwing. Een beetje afhankelijk van de definitie van religie is die religieus te noemen.
Zoals ik heel weinig over heb gehouden van de kennis die ik als scholier en student beheerste, is veel van wat ik in de geloofsopvoeding en in talloze preken meekreeg nu niet meer bij me. Door de kennismaking in mijn vak met de spelende mens ben ik zelf als gelovige gaan spelen met elementen uit de beschikbare levensbeschouwingen. En in beide rollen, antropoloog en gelovige, speelde ik met het verschijnsel religie. Ondanks de verloren kennis beklijfde een manier van denken. In mijn columns, plus de boeken en boekjes, zit die tussen de regels.
Toch even vragen. Wat zijn uw eigen eindexamenervaringen, toen en nu? En ervaart u net als ik examenvrees?