Je hebt anderen nodig om van te leren en anderen kunnen leren van jou. Leren brengt je bovendien met andere mensen in contact. Naarmate je meer leert nemen ook de mogelijkheden van het leggen van contacten toe evenals de vaardigheden om relaties te onderhouden. En niet alleen met mensen. Je leert contacten leggen en relaties onderhouden met alles dat leeft en alles wat deel uitmaakt met de werkelijkheid waar jij deel van uitmaakt. Beperk je niet alleen tot mensen. Strek je uit tot voorbij jouw directe waarnemingsvermogen! Verder wellicht dan de grenzen van jouw voorstellingsvermogen. Naarmate jouw kennis toeneemt en jouw weten zich verdiept, heb je anderen steeds meer te bieden. Je kunt steeds meer delen én ontvangen. Het klinkt paradoxaal, maar kunnen ontvangen is een gave.
Je bent op allerlei manieren van anderen afhankelijk Er zijn lieden die hardop durven zeggen: “Ik heb niemand nodig! Ik kan prima alleen voor mezelf zorgen en met mezelf leven.” Deze mensen moeten nog maar eens goed nadenken en eens de moeite nemen na te gaan hoeveel mensen – die zij zeggen niet nodig te hebben – ervoor hebben gezorgd dat zij deze onzinnige gedachte überhaupt kunnen koesteren. Laten we voor het gemak aannemen dat we het over een volwassene hebben: Jan. Deze (fictieve) alleenwonende man staat op, gaat douchen, droogt zich af met een katoenen badhanddoek, kleed zich aan; eet een broodje aardbeienjam, drinkt een kopje thee, pakt de autosleutels en gaat de deur uit. En hij denkt nog steeds “Ik heb niemand nodig! Ik kan prima alleen voor mezelf zorgen en met mezelf leven.” Hij staat er kennelijk geen seconde bij stil dat duizenden anderen ervoor hebben gezorgd dat hij in een bed kon liggen, kon douchen, kleren had om aan te trekken, een broodje jam kon eten en zich klaar kon maken om met de auto weg te gaan. Duizenden? Ja, minstens. Ga maar na: ik neem aan dat Jan het huis waarin hij woont niet zelf heeft gebouwd. Hij heeft het hout waarvan zijn bed is gemaakt niet zelf uit een bos gesleept, in planken gezaagd, geschuurd en geverfd. De matras en de dekens heeft hij gekocht. Hij heeft het water dat uit de douchekop komt niet zelf gezuiverd en het katoen waar zijn handdoek van is gemaakt niet zelf geplukt en verwerkt. Hij heeft de koe die het leer van zijn schoenen leverde niet zelf geslacht. Hij heeft niet zelf de aardbeien geplukt voor de jam op het brood dat hij niet zelf heeft gebakken. En ga zo maar door. Daar zijn geen duizenden mensen voor nodig? O jawel…. Want wie maakten dan de materialen waar het huis van is gebouwd? Wie delfden de ertsen waaruit de metalen zijn gehaald die in fabrieken in mallen zijn geperst om … Wie heeft die fabrieken gebouwd … Moet ik doorgaan? Als Jan van het ene op het andere moment echt niemand meer zou hebben die hem zou voorzien van alles en nog wat, zou Jan vrij snel aan zijn einde komen. En zou je hem ontnemen wat anderen al voor hem hebben gedaan, zou hij in zijn blote kont het einde van de dag niet eens halen. Hoezo “Ik heb niemand nodig! Ik kan prima alleen voor mezelf zorgen en met mezelf leven.”?
Jan is niet alleen afhankelijk van andere mensen nu, maar ook van mensen die voor hem hebben geleefd. Ik heb het dan niet eens over zijn directe ouders en voorouders. Ik heb het over grote aantallen mensen die er samen voor hebben gezorgd dat Jan het leven kan leiden dat hij nu leeft. Anders gezegd: de maatschappij waar Jan zonder meent te kunnen omdat hij “alles zelf kan”, is niet van de een op de andere dag ontstaan. En zonder die maatschappij is Jan nergens. En straks is hij wellicht afhankelijk van mensen die nu nog niet eens geboren zijn. Bovendien is Jan afhankelijk van zowel de levende als levenloze natuur. Denk aan de organismen die de zuurstof die hij inademt hebben geproduceerd en dag in dag uit op peil houden zodat hij niet stikt. Denk aan de aardse mechanismen die ervoor zorgen dat hij niet bezwijkt van de hitte of verstart door diepvrieskou. De natuur kan prima zonder Jan, maar Jan overleeft nooit zonder natuur.
Iets anders dan: de wil. Bestaat ie nou wel of bestaat ie niet, die vrije wil. Ik houd het erop dat ie bestaat. Met de wil doel ik niet op een soort instinctieve drang iets te doen, zoals de drang om iets te gaan drinken als je dorst hebt. De wil is naar mijn idee het vermogen om iets te bewerkstelligen dan wel tot stand te (laten) brengen of in stand te (laten) houden, waarbij je altijd de mogelijkheid hebt keuzen te maken. De vrije wil is honderd procent afhankelijk van de bereidheid om zelf keuzen te maken, onafhankelijk van anderen. En natuurlijk alleen in geval je de mogelijkheid hebt iets te kiezen, want als die mogelijkheid niet bestaat, kan er ook geen sprake zijn van vrije wil. Wanneer jij jouw vermogen iets tot stand te brengen voegt bij het vermogen van een ander, vermag je samen meer dan ieder apart. Dat werkt uiteraard ook andersom. En dat kan ertoe leiden dat andere mensen, uit heden of verleden, je onder druk zetten om niet jouw eigen maar hun keuzes te maken.
Het kan voordelig voor iemand zijn jou over te halen – of te dwingen – dezelfde keuzes te maken als hij. Ga je daarin mee, om welke reden ook, versterk je de positie van de ander. Hoe meer mensen hun persoonlijke wilskracht – middels het maken van keuzen – met die van anderen samenvoegen, hoe machtiger de persoon of groep wordt die het gezicht is van het geheel. Op die manier komt niet alleen menig dictator aan de macht, maar kan ook een volksheld boven iedereen uitstijgen. Jij bent vrij om jouw vermogens te richten op- en te geven aan alles wat jij de moeite waard vindt. Niemand kan jouw vermogen om iets tot stand te brengen van je afnemen, zelfs jij niet. De reden is simpel: jij bent dat vermogen zelf. Jij kunt altijd tegen de wil van anderen ingaan, als jij daarvoor kiest. Dat heeft evenwel altijd een prijs. De wil, het maken van keuzen en het hebben en onderhouden van contacten horen bij elkaar, omdat het zonder leggen en onderhouden van contacten en het uitwisselen van informatie vrijwel onmogelijk is om goede keuzen te maken.
De omgeving waarin jij je bevindt is belangrijk. Die omgeving bepaalt immers in hoge mate wat jij met al jouw wilskracht kunt bereiken. Jouw omgeving biedt zowel kansen als blokkades en stelt je voor uiteenlopende uitdagingen. Het maakt in de huidige maatschappij – anno 2024 – nogal uit of jouw omgeving bestaat uit een achterbuurt of een fraaie villawijk. Het maakt ook uit of je van een minimumloon moet zien rond te komen of van een riant salaris; of je een jongen of een meisje bent of iets daartussen in; of je een scheef donkergekleurd smoeltje met onwillig kroeshaar hebt of een symmetrisch blank gezicht met blond, licht krullend haar. En het maakt uit of je opgroeit in een gezin waar men jou probeert klein te houden en jouw grenzen niet respecteert of in een gezin waar jouw ouders je stimuleren boven jezelf uit te stijgen en jezelf kenbaar te maken. Het is allemaal niet eerlijk, maar daar gaat dit artikel niet over.
Een kenmerkende werkwoord hier is: ontmoeten. Met een streepje ertussen wordt duidelijk wat ik bedoel: ont-moeten. Je wilt iets, of je wilt het niet. Niks moet! Dat geldt voor iedereen. Het is fantastisch wanneer ouders hun kroost zover krijgen dat die jonkies uit zichzelf bepaalde zaken willen bewerkstelligen, in plaats van “Jij moet” tegen hun kinderen te zeggen. Ik denk alleen dat de wens hier de vader van de gedachte is en dat kinderen af en toe toch gewoon iets moeten doen, omdat zeker de kleinste koters nog niet zover zijn dat ze begrijpen wat precies de bedoeling is. Toch, als kinderen opgroeien, tieners worden, adolescenten en uiteindelijk zelf volwassen, dán is ont-moeten ver te verkiezen boven het geven van opdrachten, laat staan het opleggen van dwang. Zeker volwassenen horen elkaar nooit iets dwingend op te leggen, vind ik. Leg eerst aan jezelf en daarna aan de ander uit wat je wilt of van de ander verlangt, en geef vooral aan waarom. Dat hoeft niet in fraaie volzinnen of met mooie woorden, zolang het maar duidelijk is. Wanneer je het niet eens aan jezelf uit kunt leggen, houd dan verder je mond.
Ont-moeten gaat verder dan elkaar tegenkomen. Elkaar tegenkomen gaat niet verder dan de buitenkant. Het blijft als het ware oppervlakkig. Ont-moeten gaat dieper, van hart tot hart. Of beter nog: van wezenskern tot wezenskern. Wanneer je iemand anders echt wilt ontmoeten laat je de ander toe in jouw binnenwereld, zoals je ook welkome visite binnenlaat in je eigen huis en niet op de stoep laat staan. Daar begint het mee. Je mag nooit ongevraagd of zonder toestemming van de ander zomaar zijn binnenwereld betreden, want dat is gewoon een vorm van huisvredebreuk, waar termen voor bestaan als: opdringerigheid, mentaal geweld, bedreiging tot zelfs aanranding en verkrachting aan toe. Anderen mogen ook niet zomaar bij jou binnenkomen. Je mag en kunt er ook voor kiezen mensen wél ‘op de stoep’ te laten staan en dus niet bij jou binnen te laten. Er is daarom voor ontmoeten altijd zowel bereidheid als toestemming en medewerking nodig van twee partijen. Even terug naar Jan: als je denkt niemand nodig te hebben… hoe groot is dan de bereidheid iemand binnen te laten?
Wanneer je iets of iemand positief waardeert en je je bij dat andere of bij de ander ook prettig voelt, is er sprake van sympathie. Antipathie is het tegenovergestelde: je waardeert de ander negatief en je vindt de ander of dat andere niet fijn. Sympathie en antipathie bepalen vaak met wie we willen omgaan en hoe we ons opstellen tegenover allerlei zaken in de werkelijkheid. Empathie is noch het een noch het ander. Je bent empathisch wanneer je probeert je op ander af te stemmen, met als doel tot een zeker ‘verstaan’ te komen. Dat zegt dus niets over iemand aardig of onaardig vinden, maar wel over je best doen om op dezelfde golflengte te komen zodat je de ander tenminste kunt begrijpen. Compassie gaat verder. Het begrip staat voor meevoelen met de ander. Het gevaar van empathie is dat je compassie gaat faken. Dat is nep en dat wreekt zich uiteindelijk in verlies van vertrouwen. Jezelf afstemmen op de ander en begrip hebben (empathie) is iets anders dan werkelijk invoelen en meevoelen (compassie). Het is zelfs mogelijk om compassie te hebben en te tonen zonder te begrijpen wat er precies speelt. Misschien begrijpt de ander zelf niet eens wat er aan de hand is, maar voelt hij van alles zonder daar woorden aan te kunnen geven. Compassie is zeker niet hetzelfde als medelijden! Medelijden maakt de ander kleiner, zieliger, hulpbehoevender dan nodig of gewenst. Als je met iemand meevoelt, voel je weliswaar dezelfde emoties als die persoon, maar zonder daardoor de grip op de realiteit kwijt te raken. Je neemt ook niets van de ander over! Integendeel. De werkelijkheid zoals die is, in alle hardheid en zachtheid, blijft leidend. Je blijft je bewust dat alles is zoals het is en dat jij en/of de ander alleen vanuit dat startpunt iets kan doen of laten. Compassie houdt daardoor de ander in zijn eigenwaarde en als je die compassie ook toont laat je de ander ervaren dat hij niet alleen is in wat hij doormaakt.