Ik sta aan zee. Het is eb, de zoetwaterbronnen zijn niet langer toegedekt door de zoute golven. Ik heb zojuist geknield uit één van de bronnen gedronken, en nu sta ik hier, tussen de stroompjes helder bronwater die hun weg zoeken tussen de rotsen. Ik sluit mijn ogen en luister naar het ritme van de golven en het geluid van het bronwater, dat als een heldere lach weerklinkt tegen het donkere geruis van de zee. Ik hou mijn ogen gesloten, glimlach, en besef dat ik de kortste route naar geluk nam: ik ben het golven van de zee… het blauw van de lucht… het zonlicht… het stromen van het bronwater… ik ben de wind…
Het is een raadsel. Maar misschien moet ik het anders zeggen:
Ik bevind me in Mesnil Val, Normandië. Mesnil Val is het einde van de wereld. Wantrouwigen onder u zullen misschien direct naar een atlas grijpen en wijzen: kijk, daar ligt Mesnil Val, en aan de andere kant van de zee bevindt zich Engeland! Dit soort mensen hebben het niet begrepen en zullen het ook nooit begrijpen. Engeland is nergens te bekennen; de horizon is zee, zee, en nog eens zee…
De wereld eindigt in Mesnil Val. Je kunt het met eigen ogen zien: de aarde houdt er op te bestaan. De kustlijn is één eindeloos lange, steile kalkrots, die zo’n 70 meter hoog is. Dan volgt er nog een smal kiezelstrand en een klein zandstrand, maar die zijn bij vloed bedekt door de zee. Natuurlijk is de zee soms vlak als een spiegel, soms golft ze vriendelijk, dan weer beukt ze op de kust en laat de grote kiezelstenen rollen. Mooie, door de eeuwen gepolijste stenen. Als de zee beukt is het alsof hij roept: ruimte, ruimte, ruimte! Vanochtend zat ik op de kiezels voor een kalme, blauwe zee. Ik keek en luisterde naar de kleine, heldere, omslaande golfjes, en hoorde hoe het ruisen heel rustig herhaalde: vrede, vrede, vrede…
Misschien is het einde van de wereld wel het begin. De lucht boven de zee, soms met prachtige wolken, is voortdurend anders van kleur. De mooiste tinten tonen zich – en natuurlijk heeft ook de zee voortdurend een andere tint. Alles is zacht, vriendelijk, vloeibaar…. Misschien kijk ik aan zee wel naar het begin van de wereld: hier boven en vanuit de zee lijkt alles te ontstaan. Maar hier aan de kust heeft nog niets zich gemanifesteerd – dat hardhandige, wrede proces gebeurt pas in de binnenlanden.
Het is een wonder. Maar misschien moet ik het anders zeggen:
Vijfentwintig jaar liep ik hier bij eb tussen de hoge kalkrotsen en de zee, zo’n dertig dagen per jaar, en vrijwel elke dag raapte ik wel een witte veer op van een meeuw – zie ze zweven, hoor ze roepen. Vandaag pakte ik de laatste veer op. Mijn verzameling is compleet, mijn vleugels zijn gereed. Het is nu slechts een kwestie van: de vleugels omgorden, op het klif één stap in de lucht zetten, en me mee laten voeren door de wind…