Gisteren kreeg ik een mail van een Brabants bedrijf die werd afgesloten met Alaaf. Dus ik neem aan dat het carnaval vandaag begonnen is.
Ik ben een zeer schuw mens (ZSM) en een menigte groter dan twee mensen is mij al te veel. Toch heb ik in het verleden wel carnaval gevierd op een volgens mij beschaafde manier, zonder gezuip en gehos. Het is als volgt: de moeder van mijn twee kinderen komt uit een Oost-Brabants dorp. Haar vader Toon, een minzame man met wie ik het uitstekend kon vinden, was jarenlang Prins Carnaval en zijn oudste zoon de adjudant. De moeder van de moeder van mijn kinderen, Corrie, was de moeder van het carnaval. Tegenover hun woning was het gemeenschapshuis waar ze resideerden.
Het dorp kende geen carnavalsoptocht omdat er geen praalwagens waren. Het carnaval was op sterven na dood. Toon was wel gestoken in een soort prinsenuniform. Toen hij prins-af was droeg hij net als de andere carnavalsvierders een blauwe kiel met rode boerenbonte zakdoek rond de hals. Corrie bleef wel altijd moeder van het carnaval.
Ik kan me herinneren dat als wij met carnaval in het dorp waren we thuis eerst een kom snert aten en dan met mijn schoonouders, hun kinderen en vrienden het dorp introkken en enkele cafés bezochten. We waren er voor de gezelligheid en niet voor de zuip. We ontmoetten er andere mensen, vrienden van mijn schoonouders en hadden het goed. Volgens mij is dat ook de essentie van carnaval, het feest van de ontmoeting, al geeft de rooms-katholieke kerk daar een andere invulling aan.
Jaren later woonde ik zelf in West-Brabant met de moeder van mijn kinderen en de kinderen en hond Quintus. Ik was toen onderzoeksjournalist bij een dagblad en onderzocht verdachte zaken waarover ik publiceerde. Op een dag, het liep tegen carnaval, werd ik gevraagd om jurylid te zijn en het optreden van dweilbandjes in een theater te beoordelen. Waarom ze mij vroegen weet ik nog steeds niet. Op het afgesproken tijdstip meldde ik mij bij de jury, gekleed als journalist. Maar dat was de bedoeling niet, sprak de voorzitter, waar waren mijn blauwe kiel en boerenzakdoek? Er werd uit het theaterrestaurant een Perzisch tapijt gegrist waarin een gat werd geknipt waardoor mijn hoofd stak. Perzische tapijten zijn zeer warm.
Mijn jurylidmaatschap voor het carnaval was eenmalig. Ik luisterde naar de dweilbands en gaf het advies om C tot winnaar uit te roepen. Het werd DD omdat dat van tevoren al besloten was door de jury. Vanwege bepaalde contacten en financiële bijdragen.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.