Een metafoor is een handig gereedschap om iets te verduidelijken. Je kunt bijvoorbeeld tegen iemand zeggen dat zij goed is, maar zeg je dat zij een kampioen is, dan oogst je meteen extra betekenissen: ze gaat voor goud, ze wint, ze is echt de beste.
Als je een metafoor gebruikt, speel je met twee domeinen. Het ene – hierboven het compliment – wil je benadrukken, het andere – de sport – draagt een beeld aan dat onderstreept wat je wilt zeggen. Op zich hebben die twee domeinen niets met elkaar te maken, maar onbewust bouwen spreker en toehoorder er een bruggetje van overeenkomsten tussen. Erg handig.
Toch zit er een achterkant aan het gebruik van metaforen. Dat zit hem in de vele mogelijke betekenissen en hoe mensen daarmee spelen. Bepaalde betekenissen kunnen namelijk eigenmachtig geclaimd worden voor exclusief gebruik. Omdat aan iets ineens een specifieke betekenis hangt, worden anderen belemmerd in het gebruik van dezelfde metafoor.
Wereldgodsdiensten hebben zo hun eigen metaforen geïntroduceerd. Een monopolie werd geclaimd op de metafoor van het wiel, of de davidsster, het kruis, de halve maan.
Ook de politiek heeft er een handje van om metaforen weg te kapen uit het algemene taalveld en te naasten voor eigen gebruik. De rode roos werd door de Partij van de Arbeid ingezet als krachtige metafoor. Gele hesjes kregen weer een heel andere betekenis.
Zelfs een op zich exclusieve metafoor kan weer geannexeerd worden. Bij de laatste presidentsverkiezingen in Brazilië werden de kleuren geel en groen uit de nationale vlag geclaimd door de aanhangers van Bolsonaro. Toen die de verkiezingen verloor, beloofden de aanhangers van winnaar Lula dat ze de vlag aan iedereen terug zouden geven.
Kortom, op allerlei terreinen kunnen machtsprocessen de manier waarop metaforen betekenissen krijgen flink beïnvloeden. En ja, de omgekeerde vlag is natuurlijk ook zo’n machtige metafoor.