Het pand van café De Schouw in de Witte de Withstraat in Rotterdam gaat tegen de vlakte. Het is na 150 jaar op. De situatie in het pand is niet langer houdbaar en alleen sloop is nog een oplossing. Er zitten scheuren in de muren, de kelder staat regelmatig vol water, als het waait beweegt het bovenste gedeelte. Café de Schouw (dat gisteren precies 82 jaar oud is) is het enige Rotterdamse café dat op lijst van Echt Rotterdams Erfgoed van Museum Rotterdam staat. Daarna komt er een café terug in het pand, maar niet meer als het café dat het nu is. Zo las ik in De Havenloods.
Ik heb vele uren doorgebracht in Het Schouwtje, zoals dat liefkozend genoemd werd door de gasten. Het bood onderdak aan journalisten, kunstenaars en ander vreemd volk. Meestal zat ik er in de avond, enkele uren voor sluiting. En na mijn werk als journalist, dat eigenlijk nooit klaar was. Soms kwam er een onbekende in de zaak die geen weet had van de journalistenoren. Achtung! Feind hört mit! Die begon dan in goed vertrouwen belangrijke gebeurtenissen bekend te maken, soms op te biechten. Aan de klanten aan de toog die ook journalisten waren, maar dat wist hij niet. Hij was blij dat hij zijn verhaal kwijt kon aan de stamgasten, de journalisten ook die dicht tegen hun bron kleefden.
In die tijd, het was in de jaren zestig, zeventig van de vorige eeuw, had je nog geen draagbare telefoons. En het Schouwtje maar één, een vaste. Zonder ogenschijnlijk haast te maken maar met een enorme drang om het nieuws van de onbekende de wereld in te slingeren zag je de journalisten naar de telefoon schuifelen, net niet rennen, die van de ochtendbladen het eerst en naar de redactie bellen. Daarna namen ze een lekker pilsje.
In de kroeg was het een gezellige bende. Eenieder mocht aan de muren bevestigen wat hij/zij wilde. Er hingen honderden posters. Er kwamen ook nepkunstenaars, die nog geen lijntje op papier konden zetten, op de markt voor een kwartje een onverkoopbare litho kochten, oprolden en met dat kunstwerk onder de arm De Schouw binnen liepen. En hup, daar hing ‘zijn’ kunstwerk. De beschikbare ruimte -het vloeroppervlak- in de kroeg werd daardoor steeds kleiner.
Willem was lange tijd de kastelein in De Schouw. Vlak voor sluitingstijd riep hij: ‘Tijd voor de laatste ronde, politie te paard is onderweg, we moeten sluiten.’ Een paar vaste klanten, onder wie ik en andere jonge journalisten, persfotografen en dichters bleven zitten om daarna met Willem het nachtleven aan te gaan. Tot het uur van de wolf, dan is de stad op z’n mooist. De Rotterdamse burgemeester André van der Louw maakte soms ook deel uit van dat groepje. Hij droeg altijd een houtje-touwtjejas, ik ook. Op een nacht werd zijn jas gestolen, van een kapstok of zoiets in een nachtkroeg. Hij was zeer gehecht aan die jas en had er goed de ziekte in.
Politie te paard is onderweg, riep Willem. Op een dag stond er werkelijk een paard(je) in Het Schouwtje. Hoe het dier naar binnen en ook weer naar buiten is gesluisd is een raadsel. De deuren waren erg smal en ik meen dat het ook een draaideur was.
Alles is vergankelijk, ook Het Schouwtje. Mijn vormingsinstituut.
Moedig voorwaarts!