De mens is een knappe knoeier, een prachtige prutser, een verliezer die denkt dat hij wint.
Mensen zijn omhoog gevallen dieren. We hebben onszelf beschaving aangepraat en bouwden de wereld die we nu kennen. Maar echt onder controle hebben we die niet. We wankelen van crisis naar crisis.
Mensen zijn in staat om over zichzelf na te denken, maar echte zelfkennis ontbreekt. De gave van de taal maakt gesprek mogelijk, maar veel dingen houden ons sprakeloos. Hoe meer we denken te weten, hoe meer vragen opdoemen.
We denken steeds dichter bij de horizon te komen, maar de horizon vlucht voor ons weg. We gedragen ons als de zelfverzekerde CEO van ons eigen leven, maar succes is niet verzekerd. We hebben het optimisme uitgevonden omdat we in een vlaag van helderheid de pessimist in onszelf herkenden.
Als we durven na te denken over ons precaire bestaan, moeten we erkennen dat we op allerlei manieren overstegen worden. Het microplekje van de aarde in de ruimte bepaalt ons bij onze nietigheid. Het bondgenootschap van tijd en dood confronteert ons met onze eindigheid. De zogenaamd maakbare samenleving maakt ons. We denken dat we deugen, maar het kwaad doet aan schaalvergroting. We menen onszelf te kennen, maar verslinden zelfhulpboeken omdat zelfs het zelf ons overstijgt.
Van den beginne is de mens een verliezer door alles wat hem overstijgt. Hij zoekt soelaas in religies, filosofieën, levensbeschouwingen, ideologieën, met steeds weer andere recepten. Wat hem overstijgt probeert hij te temmen met iets dat ons weliswaar ook overstijgt, maar dat aan onze kant staat. Dat iets heet dan ‘god’, of ‘de staat’, of ‘de kosmische energie’, of … Misschien is het onze EHBO, maar verder?
En nu zijn geruchten van oorlogen en crises dagelijkse werkelijkheid geworden. Zelfs wat de mens zelf teweeg brengt overstijgt hem.
Kan de knapperd nog winnen van de knoeier?