Deze week zijn de nachten nog redelijk koel en is de hitte overdag flink. Ik ontwaak tegen twee, vier en zes uur, en ga de mand uit en zit bij de geopende balkondeur die overdag gesloten is om de hitte te weren. Ik werk dan een uurtje aan de krant, tot het knikkebollen. De bol knikt. En kruip dan de mand weer in.
Ik kijk op de nachtelijke momenten vanuit de Kloosterbunker naar de verre stad die nooit slaapt. Twee lichtbakens zie ik daar: een rood en een wit, als de Brandaris in Bunkerstad, waarschijnlijk knipperend om het luchtverkeer te waarschuwen niet te laag te vliegen. Dichterbij knippert er niets, de buren zijn in diepe rust. In de kamer knipperen wat lichtjes, van de printers, het modem, de PC.
De straatverlichting brandt ’s nachts, ook als er niemand passeert, is in afwachting. In het gebouw hiertegenover is de verlichting op de galerij ’s nachts vaak uit.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.