Al een paar avonden brandt er een waxinelichtje in het huisje van mijn moeder op een vrij hoge houten kast in de Kloosterbunker. De warmte ontsnapt door de schoorsteen, door de ramen en deuropening is het zachte en warme licht te zien.
Het stenen huisje is best wel oud, en was toen zij nog leefde van Cornelia Sink, de moeder van mijn oma, door mijn moeder Opoe Kee genoemd. Cornelia werd in augustus 1868 geboren in Leerdam en overleed in mei 1947 in Kralingen bij Rotterdam. Samen met haar man Teunis, mijn overgrootvader, kreeg ze 12 kinderen, dat was niet zo bijzonder in die tijd zonder voorbehoedsmiddelen.
Het huisje, waarop mijn moeder met een balpen op de gevel het getal 28 heeft geschreven- zij woonde tot haar dood in een huis met dat nummer, werd in mijn ouderlijk huis alleen te voorschijn gehaald met de Kerst. Het stond dan aan een bevroren waterplas (een liggende spiegel) tussen de sneeuw (watten) met in de wei (het dressoir) grote en kleine schapen, sommige staken boven het huisje uit. Mijn moeder keek niet zo nauw, alle schapen waren haar even lief. Zoals ook haar kinderen.
Het huisje is mij dierbaar- staat voor een gelukkige en blijde jeugd en voor onderdak, bij mijn ouders was altijd wel een plek voor eenieder.
Moedig voorwaarts!
Stiltespinster zegt
Mooi, ontroerend!