Ik kijk bijna nooit naar de zogenoemde politieke debatten in de Tweede Kamer. Er wordt niet gedebatteerd maar verbaal en soms bijna fysiek gevochten, het afmaken van politieke tegenstanders lijkt tot norm verheven. Het is misselijkmakend.
Er worden kwalijke boodschappen afgegeven- ‘de Nederlandse cultuur wordt bedreigd’, die zelfs niet strijdig zijn met de filosofie van de betreffende politieke partij, mensen worden gediscrimineerd en als minderwaardig weggezet. En het moet gezegd worden, deze ranzige partijen zijn alleen maar in de Tweede Kamer terecht gekomen door de steun en keuze van de medemens, die die Nederlandse cultuur schijnt te vertegenwoordigen. En dus medeverantwoordelijk is tot het aanzetten tot haat of die uitingen in ieder geval niet afkeuren in het openbaar.
Ik vind deze politieke partijen woekerende gezwellen die misbruik maken van ons democratische systeem om te kunnen bestaan. Ze staan haaks op boeddhistische waarden, compassie, empathie, metta, zorg en aandacht voor elkaar, die ik koester. Wat is er op tegen zulke partijen, die haat en verdeeldheid zaaien, mensen uitsluiten, als een parasiet hun gastheer, de democratie, opvreten, uithollen, te verbieden? Die vraag wordt door sommigen al gesteld, ziektes moet je bestrijden.
In Nederland kan alleen het Openbaar Ministerie de rechter vragen een politieke partij, een vereniging, te verbieden als de handelingen in strijd zijn met de openbare orde. Omdat een minister in een kabinet namens een politieke partij zit zou dat kunnen wringen als hij/zij zelf dat besluit mag nemen. Daarom wordt dat aan de onpartijdige rechter overgelaten. Zo’n verbod ligt heel gevoelig, het zou er op kunnen lijken dat een democratie alleen maar in stand kan worden gehouden door andersdenkende politici het zwijgen op te leggen. Er zijn landen die zich democratisch noemen maar in feite geleid worden door tirannen.
Artikel 8 van de Grondwet zegt dat in Nederland iedereen een vereniging mag oprichten of er lid van worden. Wel moet elke vereniging de openbare orde respecteren. De vrijheid van vereniging wordt samen met art. 9 in de Grondwet, vrijheid van vergadering en betoging, tot de politieke grondrechten gerekend, omdat ze onmisbare voorwaarden zijn voor het functioneren van de democratie.
Omdat dit grondrecht belangrijk is voor het functioneren van de democratie zal de overheid zeer terughoudend zijn bij het opleggen van beperkingen. Het beperken van de rechten van een bepaalde groep kan echter nodig zijn om de democratische rechtsstaat te beschermen. Centrale vraag hier is hoe een maatschappij zichzelf moet beschermen tegen activiteiten van verenigingen die een bedreiging voor diezelfde maatschappij zijn. Je kunt preventieve beperkingen in het leven roepen door vooraf toestemming te eisen.
De rechter kan ook een organisatie verbieden als het doel van de organisatie een verboden karakter heeft. Het gaat er dan niet om of een rechter moreel bezorgd is en vindt dat iets eigenlijk niet zou mogen. Het doel moet duidelijk bepaalde strafrechtelijke aspecten in zich hebben. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van geweld en bedreigingen en aan het oproepen tot discriminatie. En dat gebeurt al of niet verkapt in de Tweede Kamer. En daarbuiten door politici.
De term ‘openbare orde’ in de tweede zin van art. 8 blijkt een erg ruim begrip. Het wordt nergens als zodanig gedefinieerd, maar slechts benaderd met het geven van voorbeelden zoals het aantasten van de vrijheid van anderen, het gebruik van geweld en het discrimineren van anderen.
In de Wet Vereniging en vergadering die van 1855 tot 1976 van kracht geweest is, werd het begrip ‘openbare orde’ uitgewerkt in voorbeelden als het overtreden van een wet, de aanranding of het bederf der goede zeden en als ‘stoornis in de uitoefening der regten, van wie het ook zij’.
Tot 1976 stond er een belangrijke beperking in de Wet vereniging en vergadering, namelijk een preventief overheidstoezicht op verenigingen. Hier kwam de definitie van het begrip ‘openbare orde’ om de hoek kijken. Een vereniging moest toestemming vragen met een verklaring van de minister van justitie dat ‘van hem van bezwaren niet is gebleken’.
Een rechtspersoon waarvan het doel in strijd is met de openbare orde, wordt door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie ontbonden. Art. 140 WvS biedt de rechter mogelijkheden een vereniging te verbieden door hem als een criminele organisatie te bestempelen.
De vrijheid van een op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag gebaseerde organisatie of vereniging om eisen te stellen, die gelet op haar doel, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat en
Er zijn in de geschiedenis van art. 8 ongeveer 250 verenigingen verboden. Meestal ging het om verenigingen die er rechts-extremistische of nazistische denkbeelden op na hielden.
Onder de verboden verenigingen waren vier politieke partijen:
In 1893 werd de Sociaaldemocratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis verboden omdat de partij anarchistisch was en volgens de rechter onwettige middelen propageerde om haar revolutionaire doel te bereiken. De SDB ging na het verbod verder als Socialistenbond.
In 1945 kwam er een rechterlijk verbod voor de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) vanwege de collaboratie van deze partij met de vijand.
In 1956 verbood de Hoge Raad de neo-nazipartij Nationaal-Europese Sociale Beweging.
De Centrumpartij ’86 was een tijdlang in de ultrarechtse hoek de concurrent van de Centrum Democraten van Hans Janmaat. In de jaren negentig werden de denkbeelden over allochtonen steeds extremer. In 1998 oordeelde de rechter dat de Centrumpartij aanzette tot geweld tegen allochtonen en verbood de partij.
Moedig voorwaarts!
Bert Dorrestijn zegt
In dit land waar een kamerlid van Forum Voor Democratie een medekamerlid mag bedreigen met de woorden ” Uw tijd komt nog, er komen tribunalen”. Waar de ‘ heer ‘ Wilders aangeeft dat dit toegestaan is binnen een democratie omdat hijzelf ook voor de rechter heeft moeten verschijnen om zijn uitspraak ” willen we meer of minder Marokkanen?’ Waar in de recentste peilingen de PVV op 19 zetels zou komen en FvD op 3 zetels, kortom waar dus 1/7 deel van de beschikbare zetels al in handen is van deze partijen en dus ook een substantieel deel van de kiezers in dit land deze gang van zaken goedkeuren. Vraag ik mij af of het in dit naar neofascisme afglijdende landje niet al te laat is om het tij te keren en een rechter te vragen zich hier over uit te spreken. Met de recente gebeurtenissen in Rotterdam in het achterhoofd zou een rechterlijk verbod op deze partijen wel eens voor flink wat ellende kunnen zorgen. Hoewel men binnen de PVV en het FvD de vergelijkingen met WO2 niet schuwt en men zich aan de ‘goede’ kant waant weet gelukkig nog een meerderheid wel beter. Echter de maatschappelijke invloed van deze partijen is naar mijn idee groot en zorgt voor veel onrust zowel binnen de politiek als in het maatschappelijke leven. Is de strengere uitvoering van de toeslagenwet en de daaruit voortgevloeide toeslagen affaire niet ontstaan onder druk van o.a. het PVV standpunt ten opzichte van allochtonen in dit land? Het zou mij niets verbazen…. Hannah Arendt lezende zie ik veel overeenkomsten tussen de huidige tijd en die van de Weimar republiek…..de angst regeert en de onrust neemt toe, ook in deze tijd waar meerdere crises het hoofd geboden moeten worden. Houdt het hoofd koel, wees alert en inderdaad ga moedig voorwaarts
Wulf zegt
Ja, bij debatten gaan gestudeerde politici op een manier met elkaar om die je zelfs op een schoolplein niet wilt. Waar zitten we ergens op de glijdende schaal die je ook herkent in de geschiedenis en weinig goeds bracht.