Achteraf bekeken was het natuurlijk wel een rare situatie: in de cao klasse van dagbladjournalisten waarin ik zat toen ik als misdaadverslaggever bij het dagblad werkte werd met geen woord gerept over het aantal uren dat ik zou moeten werken voor mijn loon. Wel: kennis, zelfstandigheid, leiding geven, dat soort zaken. En het bij die schaal behorende salaris evenals onkostenvergoeding. En leasewagen. Maar geen uren. Ik dacht er nooit over na.
Eigenlijk was ik algemeen verslaggever, met als specialisatie de zware misdaad. Ik deed die klus samen met een jongere collega, ook om elkaar te kunnen beschermen tegen geweld en dreiging. En om sneller tot de kern van een zaak door te kunnen dringen.
Dat het aantal uren niet werd genoemd deerde niet. In de praktijk ging het om het aantal zaken die wij jaarlijks beschreven- niet oplosten, we waren geen rechercheurs, en die de krant haalden. Maar daar werden we ook niet op afgerekend door de hoofdredactie. Soms werkten we wel een jaar aan een zaak om te concluderen dat we die niet rond kregen in journalistieke zin. Dat lieten we de hoofdredactie ook weten: dit keer niet stop de persen. We deden ook klussen waarvoor geen lang onderzoek nodig was. Vlieg- en treinrampen, bootrampen of onderzochten economische ellende van list en bedrog. Grote branden of moordzaken met een reeds aangehouden dader.
Mijn collega en ik werkten in een klein kamertje buiten de grote redactiezaal. Om onze bezigheden af te schermen, ook voor collega’s. Veel ervan beunden bij voor andere media. Dat ging soms fout. Op een moment wist ik dat de politie ’s avonds ergens een inval zou doen en besprak dat met mijn collega in de grote redactiezaal. Een andere collega hoorde dat, verwittigde zijn beunbaas die daarop weer contact zocht met onze krant. We konden niet voorzichtig genoeg zijn om lekken te voorkomen. Als we niet in ons kamertje aanwezig waren, waren de laden van onze bureaus afgesloten. Toch merkten we dat er tijdens onze afwezigheid vreemden in de kamer waren. Het was een schizofrene wereld, vol dreiging en gevaar.
Zo in de loop van de ochtend stapten we los van elkaar onze kamer binnen, overlegden over wat te doen, zongen een lied en haalden in de grote redactiezaal gratis koffie. Daarna gingen we lunchen of stapten in de auto om in het land een klus te klaren en onderzoek te doen. Meestal los van elkaar, in twee auto’s.
In werktijd gingen we ook naar de kapper of deden boodschappen. De cao zei daar niets over. Omdat we niet uur gebonden waren en het van het ene moment op het andere razend druk kon worden was werktijd ook privé tijd. En andersom. We werkten ook vaak ’s avonds en ’s nachts. En als we dachten vrij te zijn rinkelde de telefoon of piepte de semafoon en stonden we uren op een plaats delict. Ook met Pasen, Kerst, Oud- en Nieuw en in de weekeinden, ook op verjaardagen en feestjes. De cao verbood dat niet. Zo groeiden we als collega’s naar elkaar toe en verwijderden ons van het gezin en partners. Nog niet zo lang geleden zei mijn dochter dat ik wel vaak er niet was.
We waren vrij en ook weer niet door de vrijmoedige cao die een beroep deed op eigen verantwoordelijkheid. Vrijheid in gebondenheid. En zo regen de jaren zich aaneen.
Moedig voorwaarts!