Tijdens ons maandelijks zenweekend besprak leraar Meindert van der Heuvel een artikel van de Belgische filosofe Patricia de Martelaere. Tien jaar oud maar, zoals alle goede verhalen, tijdloos en fris.
Echte concentratie daarentegen kost geen moeite, het is een toestand van volledige verzonkenheid binnen de eigen kern, iets waaruit je moet ‘losgerukt’ worden en waaruit je soms opschrikt als uit een andere wereld.
Con-centrare betekent het terugtrekken van dingen of van energie uit de periferie naar een kern of centrum, met de connotatie dat wat zich in dit centrum bevindt daardoor versterkt wordt (de ‘densiteit’ neemt toe, er is kwantitatief minder maar kwalitatief meer, zoals bij geconcentreerde tomatenpuree) – aldus De Martelaere.
Het riep bij mij de vraag op: wat beoefen ik eigenlijk als ik op mijn kussen zit? Concentreer ik me ergens op? Niet echt. Niet eens op mijn ademhaling. Ik zit gewoon. Maar bij een ‘goeie zit’, ontstaat concentratie als vanzelf. Wordt alle aandacht en energie vanuit de periferie naar binnen getrokken, naar die stille kern. Zoals de rups verandert in een pop. Zonder het verlangen naar vlinder zijn, zonder zelfs maar het weten van vlinderbestaan. Zonder zelfs maar zich iets aan te trekken van leven en dood. De rups weet niets, maar keert in zichzelf omdat dat nu eenmaal is wat rupsen doen- het is doen en niet-doen tegelijk: een onderhuids bewegen. Er is alleen maar intentie.
Het gekke is, dat juist op die plek, in het hart van de stilte, alle poorten opengezet lijken te worden. Ik ben deel van het universum, het universum is deel van mij. Als ik geconcentreerd raak, wordt alles intenser, smaakvoller – zoals tomatenpuree. Het is de geboorteplek van creativiteit – een ongearticuleerde intentie in de richting van groei veeleer dan van verval.
Er is een tentoonstelling van nieuw werk van Armando in het Cobramuseum. Onderdeel is een kleine fototentoonstelling met teksten van Cherry Duyns. Het beschrijft de geboorte van een schilderij. Mensen lopen het atelier in en uit, er wordt koffie gedronken, gekletst en speculaas gegeten. Armando schildert. Want, zegt hij, er steekt dwang achter.
Die dwang, die ontstaat uit die volledige verzonkenheid in de eigen kern, de plek waar je compleet met open handen zit, misschien is dat wel de oorzaak van dat verticale verlangen dat ons steeds weer naar het kussen drijft.
Sjoerd Windemuller zegt
Wat ik je wil vragen:
Als jij ademt, wanneer bereikt die onmetelijke lucht jouw ware zelf en wanneer wordt jouw ware zelf lucht?
Ellen Ji An Neve zegt
Mooi Connie, trouwens die vorige ook. Over die ‘er steekt dwang achter’ heb ik een mooi gedicht van Joop Leibrand (uit Waterpas),alhoewel hij het beschrijft als ‘drang’.
‘Een gedicht schrijven zoals een merel zijn nest bouwt. Hij voelt dat het tijd wordt maar weet niet waarvoor, er is een drang
maar waarnaar, heeft meteen al zijn bek vol en begint zonder weet van voor het eerst of het laatst….’
Liefs,
Ellen