Ik moest altijd vreselijk ingehouden lachen als mijn boeddhistische leraar ons, de studenten, voorhield dat er hete en andere hellen waren, en zoveel rijken en ook figuren die door de lucht vlogen om ons stervelingen te redden als we in nood verkeerden. En ik vroeg me altijd af of de leraar zelf wel die onzin geloofde. Oh ja, ik geloof wel dat mensen in helse situaties kunnen verkeren, maar die komen voort uit hun geest of zijn werkelijk waar en waarneembaar. Zoals in een oorlog.
De leraar vond die twijfel van ons maar niks en sprak vol overtuiging over het bestaan van de hellen en de bodhisattva’s, de helpers in nood. Zij kon natuurlijk niet van de tekst afwijken in het studieboek van de opperleraar. Als je bij Volkswagen werkt ga je niet in een Citroën rijden. Dus, wij de studenten, lieten het maar zo. Onzin bedacht in een tijd dat mensen nog echt in goden geloofden.
Ik kom uit een spiritueel gezin. Een bonk op de deur zonder dat er iemand te zien is, het doet ons niks. Zal wel een geestje zijn, zeiden we dan tegen elkaar. Feit is dat een geestgevoel, een waarschuwer, mij als misdaadjournalist het leven redde door mij fysiek te bevelen om te keren en niet naar punt X te gaan die nacht waar ik zeker zou zijn vermoord. De Goedmoedige maar ook Dappere Reus luisterde naar de onbekende en keerde redactiewaarts.
Boeddhistische spoken en geesten bestaan niet, behalve dan in de geest van mijn leraar en andere meesters. Maar huisspoken bestaan wel. Ik heb ze zelf gezien, meerdere malen.
Ze kwamen altijd in de avond, als ik met Abel op de bank zat, kijkend naar een goede detective op tv. Ze stapten naast de bank links van mij uit de muur. De grootste voorop, ik schat 1.20 meter groot en de rest volgde. Een spook of zes, gerangschikt op lengte. Ze waren in het zwart gekleed, spraken niet, keken niet naar mij of Abel en liepen in een rij diagonaal door de kamer om rechts van de TV in de muur te verdwijnen. De eerste keren was ik wel een beetje verbaasd, maar na meerdere ervaringen zei ik: Zal wel een geestje zijn. Ik heb nooit gedacht dat ik gek geworden was, ik nam waar wat er gebeurde. En ik had een getuige- Abel, die op de bank naast me zat en hevig opgewonden raakte en te keer ging als de stoet langs marcheerde. Het duurde uren voordat ik hem tot bedaren had gebracht. In andere huizen waar ik woonde heb ik die stoet nooit gezien. Af en toe denk ik dat in de Kloosterbunker iets voorbij loopt, maar dat is een reflectie in de glazen van een verkeerd aangemeten bril.
Dat was het spookverhaal, ik heb er nog meer, maar die hou ik voor me. En oh ja, Abel was een konijn die jaren bij mij heeft gelogeerd en die met zijn poten stampte -roffelen- om de andere konijnen, die er niet waren, te waarschuwen voor gevaar.
Moedig voorwaarts!