Gisteravond keek ik naar een ingeblikte film over de meesterspeurder Sherlock Holmes. Hij was Londen ontvlucht en bracht als gepensioneerde detective al decennia door op het platteland in een mooi huis met een huishoudster, een verpleegster die ook kok was en haar leuke en intelligente zoontje van een jaar of negen. Vader was dood- als vliegenier in de Tweede Wereldoorlog tijdens zijn eerste vlucht neergeschoten door de vijand.
In de film is Sherlock 93 en aan de sukkel. Hij is zo vergeetachtig als een ouwe kanarie en neemt zijn toevlucht tot Chinese kruiden die echter niet helpende de vergeetachtigheid te vergeten. Het zoontje, Roger, zoekt toenadering tot de speurder, die ook imker is. Holmes is bezig om zijn laatste misdrijf op te lossen en te beschrijven. Hij rookt geen pijp en draagt geen rare pet. Hij is gewoon een aardige ouwe man. Om de naam van Roger niet te vergeten heeft hij die opgeschreven op het manchet van zijn hemd. De huisarts maakt zich zorgen.
Beetje bij beetje komen – opgewekt door Roger, de herinneringen terug bij de detective over die onopgeloste moordzaak, die een zelfmoordzaak blijkt te zijn. Zijn eerlijkheid, de feiten niet verdoezelen of mooier maken, heeft de vrouw tot de zelfmoord gedreven. Dat draagt hij zijn hele verdere leven met zich mee. Had hij gesjoemeld met taal en woorden dan had ze nog geleefd. Je spraak bewaken is niet altijd de waarheid rauw droppen.
Op een dag zegt de moeder van Roger dat zij gaat verkassen naar een stad en de detective- die dan al enkele malen flink onwel is geworden en zelfs hulpeloos op de vloer van zijn slaapkamer is gevallen, zal verlaten. Zij neemt haar zoon mee. Dan wordt Roger – gelukkig voor een goede afloop van de film, bijna doodgestoken door een zwerm wespen in een poging het bijenvolk op het terrein te beschermen. Meer dood dan levend ligt het ventje in het ziekenhuis en de moeder en Sherlock in de gang wachtend. Een arts komt zeggen dat het knulletje weer bij bewustzijn is.
Even er voor schenkt Sherlock het huis, landerijen, onderkomens en andere bezittingen aan zijn huishoudster die ook verpleegster is. Na zijn dood welteverstaan, als zij maar bij hem blijft wonen.
Hij kijkt haar aan als hij tegen haar zegt: ‘Dan zijn we ieder alleen maar toch bij elkaar’.
Daarmee geeft hij ieders positie aan.
Het was een mooie film en ik liet een traantje.
Moedig voorwaarts!
Louis zegt
mooie foto