In kranten staan de meest wonderlijke dingen. Een paar weken geleden stond in de krant hoe de gekte van de Amerikaanse plastische chirurgie al weer een tijdje geleden over is gewaaid naar Nederland. Adèle Bloemendaal heeft in 1997 haar eerste facelift ondergaan. Linda de Mol, Katja Schuurman, en vele met hen volgde haar voorbeeld. Adèle zou toch beter moeten weten, ze heeft in 2007 een nummer van Hans Dorrestein op de plaat gezet wat een mens toch aan het denken zou zetten.
Als de balken gaan verzakken het behang dat bladdert af
Als de deurscharnieren piepen zwijgt de huisbaas als het graf
En het tocht, last van lekkage in de woning die hij gaf
De huisbaas denkt niet aan herstellen ook al peiger je het af
Want een mens woont in zijn lichaam maar hij heeft het maar te huur
En de grote stille huisbaas blijkt hardvochtig op den duur.
Ik denk niet dat de realiteit van deze woorden tot Adèle zijn doorgedrongen.
Als je tegenwoordig solliciteert naar een representatieve betrekking, terwijl je alle kwalificaties daar voor hebt, dan kun je verwachten dat de personeelsbemiddeling zegt:
“In principe heeft u alles mee voor deze baan, als u uw neus laat verkleinen en uw gebit corrigeren dan bent u aangenomen”. Over een tijdje lopen er alleen nog maar anatomisch perfecte mensen rond. Dan kun je er op wachten dat het schoonheidsideaal verandert in “Dokter kunt u een klein schoonheidsrimpeltje in mijn voorhoofd maken, en een klein puistje op mijn wang”. Plastische chirurgie is niet meer dan de realiteit met illusie bedekken. Ik ben niet mooi, Ik ben te dik, Ik ben te dun, ons ideaal ligt nooit bij wat we zijn, maar altijd bij wat we moeten worden, nooit zijn we goed genoeg. Op de lagere school begint het al.
Je bent jarig en je mag trakteren, de juf krijgt ook wat. En terwijl je haar wat lekkers geeft zegt ze: “En hoe oud ben je geworden? Zo, zo dat is een hele leeftijd. En wat wil je later worden?” Ze vragen nooit wat je bent, dat is niet goed genoeg. Hele horde idioten hebben als ideaal de horizon bereiken dan zullen ze pas tevreden zijn. In deze wedloop valt te winnen en te verliezen en dit winnen en verliezen bevestigt het besef van een illusionair “ik”.
Het besef van je ik is een gigantische bodemloze put die gevuld moet worden, een soort Holle Bolle Gijs die nooit genoeg heeft en laat je 70, 80, 90 jaar naar een onbereikbare horizon rennen tot je er dood bij neer valt. Lelijke vrouwen zijn de mooiste mensen die er zijn. Aan hen kun je afmeten of je volgens de huidige norm welgevormd bent en de goede proporties hebt.
Er bestaat een legende over een koning die ten tijde van Boeddha zich tot het boeddhisme bekeerde. De koning had een bijzonder knappe vrouw die weinig op had met het boeddhisme omdat het geen waarde aan schoonheid hecht. Toen zij in de buurt van het paleis een uitstapje maakte zag ze een grote groep mensen. Haar nieuwsgierigheid niet bedwingend stapte ze op de mensenmassa af en zag daar Boeddha die de dharma onderwees. Naast de Boeddha stond een oogverblindende schoonheid Boeddha met een waaier koelte toe te wuiven. De koningin, die schoonheid op waarde wist te schatten, kon haar ogen niet van het meisje afhouden. En terwijl ze genoot van zulk een schoonheid zag ze tot haar ontsteltenis hoe het meisje in een vrouw van middelbare leeftijd veranderde. Ze wreef zich in haar ogen omdat ze haar zintuigen niet vertrouwde. Toen ze daar mee klaar was, was het meisje inmiddels een stokoude vrouw van om en de nabij 90 jaar geworden. Haar huid was verschrompeld, haar ravenzwarte haar was spierwit geworden haar tanden waren uitgevallen en haar vel hing als een oude lap om haar skelet. Verbijsterd bleef de koningin kijken tot de vrouw volkomen uitgemergeld uiteen viel. Toen pas drong bij haar het besef door dat alles wat een begin heeft gedoemd is tot verval en ondergang.
Dit alles wil niet zeggen dat je geen zorg voor je lichaam moet hebben. Zie je lichaam als een stuk gereedschap. Een stuk gereedschap waar mee een jaar of 70, 80 de gelegenheid krijgt om tot boeddhaschap te komen. Natuurlijk is je gereedschap of speeltje een fascinerend iets. Maar wat een desillusie is het als het na een jaar of 80 op en versleten is en niets anders hebt geprobeerd om je speeltje te verfraaien en tegen ondergang behoeden. Heb je wel eens een kind gezien die zijn lievelingsknuffel kwijt is? Het kan zijn dat zo’n kind deze traumatische ervaring de rest van zijn leven meesleept. En hier gaat het alleen nog maar om een knuffel.
Hoe traumatisch is het als je opeens je hele lijf kwijt bent? Gewoon opeens verloren terwijl je op de fiets zat. In het begin had je het niet eens in de gaten, maar toen je wilde bellen had je opeens geen duim meer. Natuurlijk draai je je om en ga je op zoek of je het nog kunt vinden. En als je bij de plek komt waar je het ongeveer verloren hebt staan daar een hoop mensen en een ambulance. Er is een dikke vrachtwagen over je lichaam gereden en het ligt helemaal in de kreukels. Ze wikkelen je in een zeil en snoeren je helemaal vast op een brancard. Je brult: “Hé, voorzichtig een beetje” maar niemand reageert- ze doen net als of je er niet bent en de ambulance rijdt zonder zich aan je te storen weg. Je kijkt naar je hand, maar er is helemaal geen hand. Je ziet iemand iets eten en je krijgt honger, dorst, je wil vrijen, en een sigaretje of een biertje, een wijntje en een goed gesprek kortom honger naar leven.
Het Obon festival is de Japanse versie van ‘aller zielen, of het Amerikaanse Halloween’. Tijdens dit feest wordt er een maaltijd klaar gemaakt voor de hongerige geesten. Die maaltijd wordt zo ver mogelijk van het huiselijke gebeuren gezet. Deze maaltijd wordt uit mededogen gegeven en is tevens bedoeld om de hongerige geesten gunstig te stemmen. De ceremonie die op Obon gehouden wordt dient als spiegel voor de hongerige geesten. Een spiegel die ze bewust van de situatie maakt waarin ze verkeren. Maar of geesten werkelijk bestaan of alleen maar in ons eigen hoofd rond rennen? Wat ik wel weet is dat alles aan verandering onderhevig is.