De jonge moeder van twee kinderen van 5 en 9 besloot op een zondag vanuit haar huis in een klein Nederlands grensdorpje in Brabant naar de Zeeuwse kust te fietsen. Haar man wachtte daar. Het was zeker een halve dag fietsen. De negenjarige fietste op een eigen fietsje, de kleine zat achterop. Moeder nam alleen een flesje water mee voor onderweg, waar genoeg broodjes, ijsjes en drinken te koop zou zijn. Wat een feest zou het worden.
Zo fietsten ze richting het Zeeuwse land, met een opgeruimd gemoed en genoeg spierkracht in de benen en beentjes. De hele horeca zat potdicht in het bijbelse Zeeland en de Goereese eilanden. De zwarte kousen stonden zondags vertier niet toe. Psalmen en gezangen weerklonken uit de kerken waar de drie langs fietsten. Het jongetje zei: mama, ik heb zo’n pijn in m’n kont van het fietsen, de kleinste zei dat het dorst had, zo ook mamma. En zo fietsten ze wanhopig door tot de moeder een waarschijnlijk niet-gelovige vrouw aansprak. ‘Mevrouw, het flesje water is al leeg, we hebben honger en dorst, moeten nog uren fietsen, weet u waar een snackbar geopend is?’ De ongelovige zei: ‘Vijf kilometer verderop is een snackbar, maar je moet ook nog eens 5 kilometer terug om weer op deze route te komen. Kom maar met mij mee.’ Bij de vrouw thuis kregen de drie koffie, drinken en wat lekkers en konden zo gelaafd hun tocht weer vervolgen. Een bijbels sprookje. Samaritaans.
Deze column gaat ook over het vertrouwen dat kinderen in hun ouders hebben als ze pijn, honger en dorst ervaren. Het komt altijd goed, geloven ze. Vader en moeder als de ANWB, Touring in België.
Heel lang geleden liep ik in een ongelooflijk strenge winter op een zaterdagmiddag met mijn twee kleine kinderen en de hond Quintus in een bos waar alle bomen op elkaar lijken. Quintus was geen speurhond en ik heb geen ingebouwd navigatiesysteem. Ik loop altijd op gevoel en ben al vaak de weg kwijt geweest. Het vroor dat het kraakte, de sneeuw lag hoog. Mijn kinderen vielen regelmatig van de door de hond voortgetrokken slee en hun kleding werd steeds natter. De zon dreigde onder te gaan, er waren toen nog geen draagbare telefoons en ik wist niet meer waar ik mijn auto in het bos geparkeerd had. We liepen alsmaar rondjes, ik herkende helemaal niks. Mijn kinderen bleven geloven in hun vader de gids en ik niet meer in mezelf. En net voordat de duisternis inviel en het nog harder begon te vriezen vond ik de auto.
Thuis dronken we warme chocolade en zaten we rond de houtkachel, dat kon nog in die tijd. Ik las voor uit Jip en Janneke.
Op een dag reisde ik per auto naar een boeddhistische leraar in Den Haag voor wie ik een boek zou schrijven. Ik kwam met de Citroën op een verhoogde trambaan- hoog is ook hoog in de Hofstad, terecht waar ik met geen mogelijkheid meer af kon komen. Onderweg stonden de Hagenaars stil om naar dit merkwaardige verschijnsel te kijken en tikten tegen hun voorhoofd. Ik stopte niet om passagiers mee te nemen. Het was een verwarde situatie. Ik reed maar door over die rail. Na vele kilometers doemde de tramremise op maar kon die ontwijken door nog net op tijd op die plek de verhoogde trambaan te verlaten. Goede reis gehad, vroeg de leraar. Jazeker, antwoordde ik.
Ik verdwaalde in Nederland, België, Portugal, Schotland, Zwitserland, Duitsland, Engeland en Frankrijk maar behield altijd mijn goede humeur. Er zijn anderen die tot wanhoop worden gedreven door mijn verstoorde navigatiegedrag. Ze zitten met hun hoofd in de handen als ik weer eens te laat kom omdat een weg is afgesloten en ik maar doorrijd en doorrijd.
Moedig voorwaarts!