We hebben al het nodige geschreven over het beestenspul dat ons hier omringt. Genieten van wat er langs loopt of vliegt is inmiddels een dagelijks genoegen. Soms komen er voor ons geheel onbekende vogels of insecten voorbij. De boeken met Aziatische dieren worden dan ook regelmatig geraadpleegd.
Sommige dieren hebben een aparte status verworven. Ze hebben daar zelf geen weet van, maar als we ze zien praten we liefkozend over ‘onze …’ Allereerst is daar onze toekeh. Hij is al vaker in verhalen voorbijgekomen. Hij is de eerste bewoner van Baan Din. Terwijl wij nog aan het bouwen waren is hij er al ingetrokken. De rijstkaf waarmee wij de zakken vulden die uiteindelijk het hart van de muren zijn geworden beviel hem bijzonder goed. Wij zijn de nodige ochtenden moeten beginnen met het dichten van gaten die onze toekeh in de rijstkafzakken had gebeten. Sinds alles gestuct is is dat geen probleem meer. Dat het onze toekeh is die hier nu nog woont weten we zeker vanwege zijn staart. Tijdens de bouw was hij namelijk een keertje precies op de plek gaan zitten waar ik een zware deur neerzette. De deur landde op zijn staart en wat toekehs doen als ze bedreigd worden is hun staart afwerpen. Dat deed de onze ook. Zo’n staart blijft dan nog een kwartiertje liggen kronkelen. De bedoeling daarvan is dat een eventuele aanvaller zich op die staart gaat richten, zodat de toekeh een veilig heenkomen kan zoeken. De staart groeit weer aan, maar wel iets korter, en met een ander patroontje of kleurtje. Zo heeft onze toekeh nu een lichtere staart.
Een paar weken geleden kwam er een indringer op bezoek die onze toekeh probeerde te verjagen. Natuurlijk hebben we de onze bijgestaan in zijn verdediging; we hadden wat goed te maken. De nieuweling was sterker maar is na een paar dagen toch weer vertrokken. Zodoende is onze toekeh nog altijd onze toekeh.
En dan is er ook nog ons draakje. Het heeft een tijd in de badkamer gewoond, maar is nu verhuisd naar de voorkant van Baan Din. Het is behoorlijk aan ons gewend, zeker sinds Mieke een paar keer een schaaltje overheerlijke meelwormen op een muurtje heeft gezet. Ons draakje heeft een duidelijke wond aan een kant van het lijf. We vrezen dat een van de honden die op zijn geweten heeft. De wond zit er al een tijdje, maar ons draakje lijkt er geen last van te hebben. Vanmorgen zat het er gezellig bij tijdens het ontbijt in de sala (een soort prieeltje).
In de sala woont onze bushchat. Dat is een klein zwart vogeltje dat zingt als een merel (alleen wat hoger). Onze bushchat lijkt ons telkens op te zoeken. Als we op de veranda zitten zit hij daar in de buurt; zitten we in de sala dan is onze bushchat daar ook. Regelmatig komt hij een bad nemen in de zuil van Wouter met de dichtregels van Vroman:
Ik wens je een landschap, zo compleet
dat ik er haast niet ben,
dat jij bemint en ik herken,
waar ik de weg nog weet.
Als het donker wordt zoekt hij een plekje net onder het dak van de sala. Als wij daar vervolgens nog gaan zitten eten horen we soms een paar protestgeluidjes, maar daarna slaapt hij gewoon verder. Er is ook een mevrouw bushchat, maar het lijkt erop dat ze een latrelatie hebben.
Onze ooievaar heeft er meer moeite mee om dichtbij te komen. Maar de laatste tijd strijkt hij steeds vaker bij de vijver neer en vliegt hij niet meteen op zodra hij ons ziet. Er zitten soms wel meer dan 100 ooievaars in de wei hiernaast, maar toch pikken we de onze er feilloos uit. Hij heeft namelijk een knik van zowat 90 graden in een poot. Vorig jaar waren alle ooievaars naar andere streken vertrokken en was de onze de enige die iedere dag slakken kwam vangen. Toen is het dus de onze geworden. Het is nog altijd een einzelgänger; we hebben de indruk dat gehandicapten ook bij ooievaars vaak buiten de groep vallen.
Dan zijn er ook nog tijdelijke bewoners, die komen en gaan, maar inmiddels wel de onzen geworden zijn. Zoals onder meer onze grote ijsvogel en onze kleine ijsvogel.
Natuurlijk zijn er ook nog onze honden. Waar mensen vreemd opkijken als je het hebt over onze toekeh, ons draakje, onze bushchat of onze ooievaar, vindt iedereen het heel gewoon als je over onze honden praat. De honden zelf vinden wel dat we tot dezelfde roedel behoren, maar onder het begrip “onze” verstaan ze toch niet hetzelfde als wij. Onze andere dieren zijn niet veilig als onze honden in de buurt komen. Het jagen zit ze zo in het bloed dat we ze ons ons kent ons niet bij kunnen brengen. Daardoor komt het bijvoorbeeld wat betreft de slangen maar steeds niet tot dat ‘onze’: ze vallen voortijdig ten prooi aan onze fanatiekste snakehunter Tibbe.
Ik vraag me wel eens af of ze zich bewust zijn van hun positie. Voor Thai is het een schrikbeeld dat je terugkeert als hond, omdat je niet goed geleefd hebt. Onze honden zouden dus zomaar een incarnatie kunnen zijn van een losbandig geleefd hebbend type. Ze lijken daar niet onder gebukt te gaan, maar volop van hun leven te genieten. Zo erg kan het niet zijn om als hond terug te keren. Lekker rondracen door de wei en als je mensen niet opletten snel op zoek naar plekken waar je onder de afrastering door kunt. Een van de honden kwam laatst met een kip terug uit het dorp. Een hondenleven is zo erg nog niet.
Zo, en nu ga ik nog even in de cold tub zitten. Tussen onze guppies.
G.J. Smeets zegt
Mieke, François
effe iets over jullie honden. Ik heb ’t erover gehad met Eerwaarde Heer Umberto, mijn huisgekko (mediterrane familie van jullie toekeh). Hij dacht dat de Thai niet goed snik zijn met hun idee dat het hondenbestaan een karmische degradatie zou zijn. Umberto gaf toe dat hij jaloers is op snakehunters als jullie Tibbe en na enig navragen mijnerzijds gaf hij te kennen dat hij zich graag wilde voorbereiden op een volgend leven als blaffende snakehunter. Ter aanmoediging heb ik hem de foto laten zien van jullie drietal wafjes. “Ja, hallo!” was Umbefrto’s reactie, “Wie van de drie is het, toch niet die dandy met de halsband?” Ik heb Umberto beloofd jullie die vraag voor te leggen. Bij deze.
François la Poutré zegt
Tja, de blog is ooit begonnen als informatiebron voor vrienden en familie in Nederland, vandaar dat sommige informatie als bekend wordt verondersteld. Maar voor de lezers van dit prachtige dagblad gaat dat natuurlijk niet op. Dat Tibbe de snakehunter is is voor mensen met voorkennis extra grappig, aangezien zij niet alleen de kleinste van de drie is, maar ook de enige farang (Thais voor westerling). De twee grotere Thaise honden met wild bloed staan erbij en kijken ernaar hoe de Nederlandse met schoothondjesbloed de slang te lijf gaat. Voor Umberto hopelijk een prettige gedachte dat de overgang in fysieke zin niet al te extreem hoeft te zijn. Snakehunten kan trouwens ook als toekeh (https://www.flickr.com/photos/135094751@N06/28015425378/in/album-72157686696470692/), maar bij te grote slangen kunnen de rollen ineens worden omgedraaid. Dat is bij Tibbe overigens ook niet uitgesloten.