De extreemrechtse minister van Nationale Veiligheid van Israël, Itamar Ben-Gvir, heeft dit weekend opnieuw verontwaardiging gewekt door gebeden te leiden op de meest omstreden religieuze plaats in Jeruzalem, een daad die snel tot internationale veroordeling leidde en de spanningen deed oplopen temidden van de aanhoudende oorlog van Israël in Gaza.
Ben-Gvir, een prominente ultranationalistische kolonistenleider, heeft sinds het begin van de oorlog in Gaza herhaaldelijk een bezoek gebracht aan het complex op de heuveltop, dat bij joden bekend staat als de Tempelberg en bij moslims als de Haram al-Sharif. De locatie, die in het jodendom wordt vereerd als de plaats van de Eerste en Tweede Tempel en waar tegenwoordig de Al-Aqsa-moskee staat, het op twee na heiligste heiligdom van de islam, is al lang een brandhaard in het Israëlisch-Palestijnse conflict. Confrontaties daar zijn vaak uitgemond in groter geweld.
Niet bidden
Sinds de verovering van Oost-Jeruzalem door Israël in 1967 mogen joden het complex bezoeken, maar daar niet bidden, in overeenstemming met een al lang bestaande status quo-regeling. Palestijnen beschouwen opvallende joodse bezoeken – met name door politieke leiders – als opzettelijke provocaties en mogelijke stappen om de Israëlische controle over de moskee te versterken. Hoewel de meeste rabbijnen joods gebed op deze plek verbieden, is er een groeiende beweging die daar verandering in wil brengen, met Ben-Gvir als een van de meest uitgesproken voorstanders.
Het bezoek op 3 augustus viel samen met Tisha B’Av, een joodse rouwdag ter herdenking van de verwoesting van de oude tempels. Israëlische media meldden dat het de eerste keer was dat een zittende minister openlijk gebeden leidde op deze plek, een stap die algemeen werd gezien als een breuk met de conventie.
Joodse gebeden
Ben-Gvir maakte van de gelegenheid gebruik om zijn harde standpunten te herhalen en riep Israël op om de volledige controle over de Gazastrook over te nemen, daar soevereiniteit te vestigen en wat hij omschreef als ‘vrijwillige’ migratie van Palestijnen uit Gaza te bevorderen – plannen die volgens de Palestijnen neerkomen op gedwongen verplaatsing. Premier Benjamin Netanyahu reageerde door te benadrukken dat de officiële status quo op de Tempelberg ‘niet was veranderd en niet zal veranderen om Joodse gebeden toe te staan’.
Ben-Gvir, opgeleid als advocaat, werd bekend door zijn verdediging van joodse extremisten die werden beschuldigd van aanvallen op Palestijnen. Zijn mediagenieke persoonlijkheid bracht hem in de politiek, waar hij in 2021 een zetel in de Knesset veroverde. Na de verkiezingen van 2022 trad zijn partij Joodse Kracht toe tot de extreemrechtse coalitie van Netanyahu, waardoor hij de functie van minister van Nationale Veiligheid kreeg, waar hij toezicht houdt op de Israëlische politie.
Sindsdien heeft hij zich sterk gemaakt voor het bewapenen van joodse burgers, een harde lijn gevolgd ten aanzien van anti-regeringsprotesten, Netanyahu’s hervorming van het rechtssysteem gesteund en openlijk kritiek geuit op Amerikaanse leiders. Zijn laatste bezoek aan de heilige plaats zal waarschijnlijk zowel de binnenlandse als internationale kritiek op het extreemrechtse beleid van Israël versterken.
Geef een reactie