Met de gewaardeerde toestemming van www.geledraak.nl publiceert het Boeddhistisch Dagblad een aantal artikelen over zogenoemde holentempels in China. Het zijn tempels die in bergen zijn uitgehouwen of in grotten zijn ondergebracht. Vandaag het boeddhistische holencomplex in Yungang (bij Datong, provincie Shanxi) en de geschiedenis van het boeddhisme in China.
Het beroemde boeddhistische Yungang grotten-complex bevindt zich ongeveer zestien kilometer ten westen van Datong (in het noorden van de provincie Shanxi). De grotten en de beelden zijn uitgehouwen in de zuidelijke wand van de Wuzhou-heuvel, tijdens verschillende perioden in de Chinese geschiedenis: De eerste (vijf grotten, nrs. 16-20) dateren van de Noordelijke-Wei-dynastie (386-534) in de periode tussen rond 460 en 494, het jaar dat de hoofdstad van deze dynastie van Datong naar Luoyang werd verplaatst. Een groot aantal van de overige grotten dateert uit de Sui- en Tang-dynastieën. Het complex bevat vele zeer grote beelden, die in vergelijking met die uit andere boeddhistische grottencomplexen zeer goed geconserveerd zijn.
Een van de grotere beelden van Yungang uit grot nr. twintig is ongeveer vijftien meter hoog en dateert uit de Noordelijke-Wei-dynastie. Het verraad de zgn. Gandhara-stijl ingevoerd uit Noord-India. Deze stijl kende haar grootste bloeiperiode tijdens de eerste en tweede eeuw na Chr. en heeft een grote invloed uitgeoefend op de Chinese boeddhistische kunst.
(Foto uit: “Focus on Shanxi”, een uitgave van Shanxi Provincial Tourism Administration, 1997)
Het complex heeft eens uit duizenden grotten en nissen bestaan, waarvan er momenteel nog ongeveer twaalfhonderd over zijn. Ontelbare beelden zijn nog ter plaatse aanwezig en voortreffelijk geconserveerd. Zij vormen een vrijwel compleet beeld van Chinese boeddhistische vormenrijkdom in beeldhouwkunst.
Het boeddhisme ontstond in de zesde eeuw voor Chr. in India. Het had al vele veranderingen ondergaan, voor het in de eerste eeuw na Chr. via de zijderoute in China geïntroduceerd werd. Tegen het einde van de Han-dynastie (tweede eeuw na Chr.) had het zich reeds overal in dit uitgestrekte rijk verbreid. Gedurende de daaropvolgende eeuwen, waarin het Chinese rijk verbrokkeld en verdeeld was tussen de noordelijke en zuidelijke dynastieën maakte het boeddhisme een ongekende bloei door. Vooral de heersers van de Noordelijke Wei-dynastie (385-557) bevorderden het boeddhisme in bijzondere mate. Tijdens de Sui- en Tang-dynastieën (resp. 581-618 en 618-907) werd het hoogtepunt in China bereikt. Er ontstonden scholen met specifieke Chinese kenmerken. Hoewel na de Tang-dynastie het (hervormde) confucianisme weer de dominerende ideologie werd, heeft het boeddhisme een blijvende stempel gedrukt op de Chinese cultuur en samenleving. Ook in het moderne China heeft het boeddhisme weinig aan populariteit ingeboet en is het een sterke maar ondogmatische volksreligie gebleven.
Kenmerken van het boeddhisme
Het boeddhisme, zoals het zich in China ontwikkeld heeft, is tegenwoordig niet meer te vergelijken met de Indiase oorsprong van deze filosofie. Vanaf de eerste kennismaking onderging het een sterke aanpassing aan de bestaande Chinese denkwereld, met name door taoïstische invloeden en de introductie van lokale goden en heiligen. Het boeddhisme heeft behalve als religie, vooral in de beeldhouwkunst en architectuur overal in China indrukwekkende sporen nagelaten. Met name de provincie Shanxi in Centraal-China is zeer rijk bedeeld met monumenten uit de bloeitijd van het boeddhisme in China.
De kop (vier meter hoog) van het in zijn geheel 17 meter hoge beeld van de Boeddha Vairocana, dat deel uit maakt van het Longmen– grottencomplex ten zuiden van de stad Luoyang in de provincie Henan. De bouw van dit uitzonderlijke complex heeft plaatsgevonden tijdens de Noordelijke Wei en het begin van de Tang-dynastie. De Longmen grotten staan op de wereld-erfgoedlijst van culturele monumenten, opgesteld door de VN. foto Geledraak.nl, 2001)
De introductie van het boeddhisme in China
Het boeddhisme is via de zijderoute tijdens de Latere Han-dynastie – in de eerste eeuw na Chr. – China binnengekomen en was in eerste instantie vooral in de hogere lagen van de samenleving populair. Volgens de legende zond de Han-keizer Mingdi in 65 een gezantschap naar India om kennis te maken met deze schijnbaar machtige religie. De gezanten keerden terug met boeddhistische afbeeldingen, geschriften en twee Indiase monniken (Kasyapa-Matanga en Dharma-Aranya). Zij begonnen in het ‘Witte Paard’-klooster (Baima si – nog steeds bestaand en gelegen ten zuiden van Luoyang, provincie Henan) met de vertaling.
Het boeddhisme had toen al buiten China belangrijke ontwikkelingen achter de rug. Het mahayana (Sanskriet voor ‘het grote wiel’) boeddhisme, dat rondom het begin van de jaartelling was ontstaan, propageerde het bestaan van vele boeddha’s in het verleden en toekomst, waarvan de historische boeddha Sakyamuni er slechts één van is. Deze ‘hogere’ boeddha’s werden aanbeden als heiligen, die direct aangeroepen en om gunsten gevraagd konden worden. Eén van hen is de Boeddha Vairocana, ‘de overal stralende’. Een ander is ’toekomstige boeddha’, Maitreya, meestal afgebeeld als de ‘lachende Boeddha’. Tevens werd het idee van een hiernamaals, ‘het westerse paradijs’, geïntroduceerd, waar de Boeddha Amitabha heerst.
Mensen die tijdens hun leven de verlichting bereikt hadden, maar uit vrije wil – om de sterfelijken te helpen – het nirvana nog niet binnengegaan waren kregen goddelijke eigenschappen aangemeten en worden bodhisvattva genoemd (Chinees: pusa). De bodhisattvas genieten een bijzondere verering in de vele tempels door het land. De bekendste bodhisattva is Guanyin, in het Sanskriet Avalokiteshvara genoemd. In de Lotus-soetra (in het Chinees vertaald in 406), een van de belangrijkste leerstukken van het mahayana-boeddhisme, wordt ingegaan op de natuur van deze bodhisattva. In de Tibetaanse variant van het boeddhisme (lamaïsme) wordt de Dalai Lama als reïncarnatie van Guanyin beschouwd. Boeddha Maitreya wordt vaak als bodhisattva voorgesteld. Strikt genomen is de Maitreya echter noch een boeddha, noch een bodhisattva.
De verdere ontwikkeling van het boeddhisme in China
Tijdens het verval van de Han-dynastie (tweede helft van de 2e eeuw) breidde het boeddhisme zich snel uit onder alle lagen van de Chinese bevolking. Het confucianisme had haar gezag in deze tijden van binnenlandse oorlogen en corruptie verloren. Dit had een sterke opleving van het taoïsme tot gevolg en vormde de voedingsbodem voor de introductie van het boeddhisme. Vanaf de begintijd is het boeddhisme in China vermengd met bestaande Chinese filosofische denkbeelden en sociale opvattingen. Door gebrek aan goede vertalingen van de oorspronkelijke boeddhistische teksten, werden boeddhistische begrippen sterk aangepast overgebracht. Dit is tevens een van de verklaringen voor het grote succes van het boeddhisme in de Chinese samenleving.
Tijdens de 4e en 5e eeuw waren het vooral de niet-Chinese semi-nomadische heersers van Noord-China, die het boeddhisme sterk bevorderd hebben, met name de Noordelijke Wei-dynastie. Tijdens deze periode van verdeeldheid van China is in het noorden een begin gemaakt met de aanleg van schitterende, in de rotsen uitgehouwen heiligdommen, voorzien van beeldhouwwerken en muurschilderingen. In deze tijd werden er vele boeddhistische werken uit het Sanskriet in het Chinees vertaald. Zowel buitenlandse boeddhistische missionarissen alsook Chinezen, die de boeddhistische heilige plaatsen in o.a. India bezochten, waren verantwoordelijk voor dit werk. De heersers van (zuidelijke) Liang-dynastie (505-557), met name onder keizer Wudi, waren hier actief bij betrokken. In 517 verscheen de eerste publicatie van de zgn. (Chinese) Tripitaka, een collectie van alle vertaalde boeddhistische geschriften.
Hoewel de heersende dynastieën in deze perioden het boeddhisme over het algemeen als een soort staatsgodsdienst omarmden, vonden er af en toe felle reacties plaats, die ontaardden in vervolgingen. Meestal waren deze vervolgingen niet het gevolg van godsdienstige twisten, maar ingegeven om de macht van de sterk groeiende kloosters in te dammen en hen van hun rijkdommen te beroven.
De 7e en 8e eeuw (bloeitijd van de Tang-dynastie) was de meest creatieve fase in het Chinese boeddhisme. Vooral keizerin Wu Zetian (de enige vrouw, die officieel de drakentroon bestegen heeft) heeft dit rond 700 als geen ander bevorderd. In deze tijd verspreidde het boeddhisme zich vanuit China naar Tibet en Japan. Toch vonden er tijdens de Tang-dynastie de heftigste vervolgingen plaats, vooral in de periode van 841 tot 845 onder keizer Wu Zong. Deze vervolgingen hebben het boeddhisme als dominerende stroming binnen de heersende elite voorgoed gebroken.
Na de Tang-dynastie moest het boeddhisme haar status als semi-staatsgodsdienst weer afstaan aan het (neo-)confucianisme, maar bleef het een vaste plaats behouden in de Chinese samenleving, vooral door een actieve lekenbeweging, die het boeddhisme bij het gewone volk stevig verankerde.
Bekende boeddhistische stromingen van Chinese oorsprong
Het Chinese boeddhisme absorbeerde vele Chinese, vooral taoïstische, elementen. Er ontstonden na elkaar vele verschillende sekten (of scholen), waarvan de bekendste zijn:
Tiantai, gesticht in de 6e eeuw, bloeitijd in de 8e en 9e eeuw. Genoemd naar de gelijknamige berg in de provincie Zhejiang (nabij Ningbo), waar zich het hoofdkwartier van deze school bevond.
Deze school hield zich vooral bezig met het interpreteren van de boeddhistische teksten. Deze school was vele jaren de meest verbreide boeddhistische school in China tot ongeveer de 14e eeuw, waarna deze positie werd overgenomen door de Qingtu (Zuivere Land) traditie.
Chan, ook bekend onder de Japanse naam: Zen, of in het Sanskriet: Dhyana. Deze school legt vooral de nadruk op meditatie (= letterlijke vertaling van ‘Chan’), eenvoud en natuur. De school leert tevens de aanwezigheid van de Boeddha in alles en altijd. Deze elementen zijn een directe invloed vanuit het taoïsme en een reactie op de ‘schriftgeleerdheid’ van de destijds gangbare boeddhistische scholen. Tekstuitleg speelt geen rol bij het Chan-boeddhisme.
De school zou zijn gesticht door de legendarische Perzische monnik – volgens andere bronnen een Indiase koningszoon -, Bodhidharma (Chinees: Damo) rond 527 vanuit het Shaolin-klooster. Dit klooster, opgericht tijdens de Noordelijke-Wei-dynastie in 495, ligt in de Songshan-heuvels (ten zuiden van Luoyang, provincie Henan). Behalve meditatie werd door de monniken van Shaolin de later wereldwijd bekende vechtsport ‘Kung Fu’ ontwikkeld. Momenteel is dit klooster uitgegroeid tot een geliefde toeristische attractie en trainen er weer vele jonge leerlingen / monniken in meditatie en vechtsport. De traditie is al populair sinds de 9e eeuw en heeft zich sindsdien o.a. uitgebreid naar Japan. Bodhidharma geniet nog steeds verering (bij alle boeddhisten) en is uitgebeeld als een van de 18 Lohans.
Qingtu (=Zuiver Land). Deze school, in Japan bekend als ‘Jodo’, is momenteel waarschijnlijk de grootste binnen het boeddhisme. Zij baseert zich op de zn. ‘Zuivere Land’-soetra, waarin onder andere het ‘westers paradijs’ voorkomt. Qingtu propageert de redding door het geloof (devotie) alleen. Ook deze school vertegenwoordigt, evenals het Chan-boeddhisme, een anti-intellectualistische tendens in het boeddhisme. De Boeddha Amitabha is, als heerser van het westelijke paradijs (geassisteerd door de bodhisattva Guanyin), de belangrijkste persoon aan wie de devotie gewijd is. Het vele malen herhaalde uitspreken van de naam van de Boeddha Amitabha zou al voldoende zijn om het eeuwige leven in dat paradijs te bereiken en de boeddhistische hel te ontlopen. Ook het aanschouwen van het beeld van de Boeddha heeft al een zuiverende werking. Bij deze school heeft het (Chinese) boeddhistische pantheon zich ver ontwikkeld in aantal en vormenrijkdom. De denkbeelden van deze school hebben zich duidelijk ver verwijderd van het oorspronkelijke boeddhisme, gesticht door Siddharta Gautama. In Tibet wordt de Panchen Lama als incarnatie beschouwd van Amitabha.
Tantrische school; Deze school van een esoterisch boeddhisme is afkomstig uit India en heeft veel elementen (met name angstaanjagende goden) uit het hindoeïsme in zich. Tantrisch boeddhisme was in China slechts korte tijd – tijdens de 8e eeuw – populair. De ingewikkelde en mystieke filosofie van het tantrisme heeft onder andere seksuele symboliek als een van de aspecten. Andere fenomenen zijn het gebruik van magische (onbegrijpelijke) spreuken, tantra’s, die de gevolgen van aardse zonden in het hiernamaals zouden verzachten en inwijding in zgn. mandala’s, fraaie en ingewikkelde geometrische figuren, gebaseerd op cirkels en vierkanten, gebruikt als medium of hulpmiddel bij meditatie.
Waarschijnlijk zijn vele sporen van het tantrische boeddhisme tijdens de nogal preutse neo-confucianistische Song-dynastie verdwenen. Soms is de invloed te zien aan de manier waarop een bodhisattva (zoals Guanyin) afgebeeld wordt: veelkoppig en / of veelarmig. Ook de altijd angstaanjagend uitziende beschermgoden (‘Dharmapala’s’) zijn een fenomeen uit het tantrisme. Het tantrische boeddhisme heeft een grote invloed gehad op het Tibetaanse (mystieke) boeddhisme en kan zich hierdoor tegenwoordig in bepaalde kringen in Europa en de Verenigde Staten op een zekere populariteit verheugen.
Het boeddhisme in het moderne China
Vele Chinezen beleven het boeddhisme dagelijks, zonder zich over het algemeen druk te maken over allerlei theologische details. Sommigen houden zich aan de regels van het boeddhisme (zoals vegetarisme), anderen beleven het slechts oppervlakkig naast taoïstische en confucianistische tradities. Uiterlijk is de aanwezigheid van het boeddhisme alom vertegenwoordigd door de vele tempels, die overal over het land (en daarbuiten) verspreid staan.
Tijdens de lange geschiedenis van het boeddhisme in China, heeft deze oorspronkelijke Indiase filosofie zich vanaf de introductie ontwikkeld tot een religie met een groot aantal goden, heiligen en demonen. Velen zijn afkomstig uit het taoïstische pantheon. Goede daden in het aardse leven moeten ervoor zorgen, dat men in het hiernamaals goed terecht komt. Het nirvana of westers paradijs, dat tegenwoordig met het hiernamaals geassocieerd wordt, is een voorbeeld van een Chinese aanpassing op het oude Indiase boeddhisme, waar dit begrip een volkomen andere betekenis had.
Producten van traditionele boeddhistische kunst zijn te vinden in zowel tempels als bij de gelovigen thuis, in de vorm van boeddhistische religieuze en mythologische voorstellingen, huistempeltjes, houten beeldjes van boeddhistische persoonlijkheden (met brandende wierookstokjes ervoor), enz.
Ook in Nederland is het boeddhisme onder sommige groepen Chinezen populair. Een voorbeeld hoe het alledaagse boeddhisme wordt beleefd is te zien in de boeddhistische tempel van Amsterdam.
Robbie Rosmalen zegt
“Strikt genomen is de Maitreya echter noch een boeddha, noch een bodhisattva.”
Dit geldt niet voor de Tibetaanse/Indiase Mahayana-Vajrayana traditie. Daar wordt Maitreya als een Boeddha gezien die in zijn Zuivere Land (Tushita) wacht tot het moment dat hij naar deze wereld kan komen om net als Boeddha Shakyamoeni het wiel van de Dharma te draaien. Van de 1000 Boeddhas van deze fortuinlijke aeon is Boeddha Shakyamounie de vierde en Boeddha Maitreya de vijfde.
Robbie
Sven zegt
Het artikel geeft een breed historisch en samenhangend overzicht ! Maar met de opkomst van het Mahyana en de verspreiding werd het Boeddhisme best wel kompleks en daarom wil ik na Robbie toch de puntjes verder op de Boeddhistische i zetten.
“Deze ‘hogere’ boeddha’s werden aanbeden als heiligen, die direct aangeroepen en om gunsten gevraagd konden worden. Eén van hen is de Boeddha Vairocana, ‘de overal stralende’. Een ander is ‘toekomstige boeddha’, Maitreya, meestal afgebeeld als de ‘lachende Boeddha’. ”
Met de ‘hogere boeddha’s’ worden wellicht de 5 Dhyani-boeddha’s (de zogenaamde “meditatieve” boeddha’s, juister: de 5 tataghata’s of 5 jina’s) bedoeld. Daar behoort Maitreya niet toe ! Inderdaad Vairocana, maar ook Amitabha. Mogelijk verwart de auteur Maitreya met Amitabha. Indien de auteur met de ‘lachende Boeddha’ de zogenaamde befaamde dikke Chinese lachende Boeddha bedoeld, zijn we nog verder van huis. Dat is wéér een ander verhaal…