Al jaren is het binnen sangha’s en boeddhistische organisaties onderwerp van gesprek: de ethiek van het leraarschap. En, in het verlengde daarvan, het -kritiekloze- zelfs onderworpen gedrag van leerlingen naar de leraar toe. Hoe kan je te diepe devotie, de blinde aanbidding afremmen, tot normale proporties terugbrengen. Misbruik ligt op de loer. De leraar, een man of vrouw -ook maar een gewoon mens- die soms op een troon, al of niet gekleed in een voor ons uitheems gewaad, voor zijn leerlingen zit. En op het schild wordt gehesen. Leerlingen met het eelt op de neus, van het vele bukken en buigen. Zijne eminentie zus, zijne heiligheid zo.
Sommige leraren trekken mensen aan als een magneet. We kijken naar ze op. We kopiëren hun gedrag, gaan ons ook zo kleden en praten. We lijken wel verliefd, zegt psychologe Renate Janssen. Waarom hebben sommige leraren zo’n invloed op ons en verliezen we ons vermogen tot kritisch denken. De Amerikaanse filmmaker Vikram Gandhi wilde dat ook wel eens weten. Hij ontmoet in India leraren die zo nep zijn dat ze door de mand zouden moeten vallen. In plaats daarvan hebben ze veel volgelingen. Hoe kan dat? Hij vormt zich om tot goeroe Kumaré en kleedt zich als een Indiase leermeester, compleet met lang haar en baard. Hij mediteert, brabbelt zelfverzonnen mantra’s en zuigt een reinigingstechniek uit zijn duim die bestaat uit het visualiseren van blauw licht. Binnen een mum van tijd heeft hij twaalf volgelingen die hem in alles imiteren. Ze zijn ziende blind en horende doof en zetten hun goeroe op een voetstuk. In de psychologie wordt dat projectie genoemd. Als Gandhi zijn bedrog openbaar maakt wordt hij omarmd door leerlingen die beseffen dat ze helemaal geen -leraar-op-een-voetstuk nodig hebben. Ze zijn hun eigen leraar. Anderen lopen boos en teleurgesteld weg.
De Australische Vipassanaleraar Nirvar Kaur Curtis beschreef gisteren in een uiterst lezenswaardig artikel in het Boeddhistisch Dagblad de psychische ontwikkeling van boeddhistische leraren die opgegroeid zijn in een Oosterse monastieke omgeving en in het Westen praktiseren. Van buiten voor de leerling de zachtmoedige en wijze leraar, van binnen een emotioneel nauwelijks ontwikkeld mens, die de boeddhistische leer van binnen en buiten kent, maar die schreeuwt om aandacht, liefde en lichamelijkheid. Een tijdbom. Nirvar Kaur Curtis benadrukt dat deze geestelijke en emotionele gesteldheid geen vrijbrief is om leerlingen te vernederen, hun integriteit aan te tasten. Maar ze vraagt wel begrip voor de psychische afgrond waar sommige leraren boven hangen.
Die blinde aanhankelijkheid van de leerling naar de leraar zie je ook terug in van oorsprong Westerse sangha’s. Niet -altijd- gevoed door het gedrag van de leraar maar door de zoektocht naar liefde, warmte en begrip van de leerling. De adoratie kruipt als een adembenemende lavastroom door de sangha naar de leraar toe. Andere leerlingen zien het gebeuren, maar grijpen niet in. Zijne heiligheid moest eens boos worden. Er zijn leraren die dat gedrag meteen afkappen, in woord en handeling.
Leerlingen zijn vaak niet alleen op zoek naar de boodschap van het achtvoudige pad, maar ook naar warme geborgenheid, een mens. Ze vinden er elementen die ze thuis, in hun gezin, in hun werkomgeving ontberen. Aandacht, gezien worden. Niet iedere leraar is een Oude Cheng die zijn gehoor uitmaakt voor kromme komkommers, kaalkoppen, non valeurs en ze op afstand houdt, zo blijkt in de praktijk. En leerlingen moeten ook hun grenzen aangeven, te grage leraren afkappen in hun gedrag.
Steeds meer sangha’s hanteren een ethische gedragscode. Hoe gaat zo’n organisatie om met interne criminaliteit, fraude, agressie en geweld (ook verbaal), misbruik van positie en autoriteit, (seksuele) intimidatie en pesten. De Stichting Inzichts Meditatie (SIM) en ook Tegen de stroom in, -het zijn maar voorbeelden- hebben regelgeving opgesteld om in voorkomende gevallen de leerling in bescherming te nemen en veiligheid te bieden.
Drieluik
De SIM heeft een ethisch drieluik in het leven geroepen. Waarin gedragslijnen en de functie van vertrouwenspersonen worden beschreven. Er is ook een ethische commissie ingesteld. Het drieluik is in eerste instantie bedoeld voor yogi’s die deelnemen aan retraites die door de SIM georganiseerd worden. In de toekomst wil de SIM het ook doorvoeren bij organisaties, leraren en centra die gebruik maken van de portal-functie van de SIM. Zodra er een landelijk vipassana centrum komt, kan ook daar het ethisch drieluik geïmplementeerd worden.
Leraren, bestuur en organisatoren verbonden aan de SIM zeggen zich ervan bewust te zijn dat het fundament van een spiritueel leven gevormd wordt door aandacht en zorg voor anderen. Zonder de steun van monastieke geloften en Aziatische gewoontes, is er de noodzaak om heldere eigentijdse Westerse richtlijnen te formuleren binnen het kader van het organiseren van vipassanaretraites, -weekends en -cursussen. Vanuit dit inzicht en voor het welzijn van hunzelf en de vipassana gemeenschap als geheel committeren zij zich aan de vijf leken-geloften. Deze geloften zijn toepasbaar voor de rollen die alle betrokkenen spelen in het doorgeven van de Dhamma in onze cultuur.
Leraren, bestuur en organisatoren van de SIM onderschrijven de volgende richtlijnen: de richtlijn om niet te doden, niet te stelen. Niet te liegen. De richtlijn om af te zien van seksueel wangedrag. SIM : We veroorzaken geen leed door verkeerd seksueel handelen of door seksuele uitbuiting of door het aangaan van een seksuele relatie die buiten de grenzen liggen van relaties die we zijn aangegaan. Degenen van ons die geloften van celibaat zijn aangegaan zullen zich daar aan houden. We zullen ons allemaal onthouden van het misbruiken van de positie of autoriteit teneinde een seksuele relatie met een deelnemer aan te gaan. Gezonde relaties zijn binnen de gemeenschap wel mogelijk, maar het vereist een zeer grote mate van zorg en aandacht. In dit geval zijn de volgende richtlijnen cruciaal:
- Een seksuele relatie tussen leraar en leerling is nooit passend.
- Tijdens retraites of formeel onderricht is iedere toespeling op een toekomstige romantische of seksuele relatie ongepast.
- Als zich in de loop van de tijd een gezonde en eerlijke relatie ontwikkelt tussen een leraar en een leerling dan dient de formele leraar-leerling relatie beëindigd te zijn voordat men verder gaat op het romantische pad. Zo’n relatie dient met uiterste zorgvuldigheid en terughoudendheid aangegaan te worden en in geen geval net na een retraite. Een minimale periode van drie maanden of langer na een formele lessituatie dient in acht te worden genomen. Er dient dan duidelijk begrip te zijn bij beide partijen dat de formele leraar-leerling relatie beëindigd is en er welbewust gekozen wordt voor een relatie waarin men als liefdespartners met elkaar wil omgaan.
Deze specifieke richtlijnen (a, b en c) gelden ook voor organisatoren en bestuursleden van de SIM. En tot slot verbinden leraren en medewerkers van de SIM aan de richtlijn om af te zien van bedwelmende middelen waardoor nonchalance of verlies van bewustzijn ontstaat.
Vertrouwenspersonen
De SIM heeft vertrouwenspersonen aangesteld. Die hebben tot taak de eerste opvang te verzorgen van personen die menen slachtoffer te zijn van ongewenst gedrag van leraren of organisatoren van de SIM dan wel van personen die op enigerlei wijze in relatie staan tot de SIM. Een vertrouwenspersoon kan adviseren, bemiddelen, ondersteunen bij het proces van indienen van een formele klacht, ondersteunen bij doen van aangifte. Ondersteunen bij het zetten van de eerste stappen naar professionele slachtofferhulp. De regie ligt in alle gevallen in handen van de klager c.q. het slachtoffer. Ten minste een maal per jaar geeft de vertrouwenspersoon het aantal meldingen over ongewenst gedrag door aan de ethische commissie van de SIM.
De boeddhistische ethiek, met name de vijf leefregels, vormen de basis voor de beoefening van vipassana meditatie zoals georganiseerd door de SIM. Een belangrijk deel van de ethiek is het zoeken naar verstandige en wijze manieren om met conflicten om te gaan. Conflicten onder ogen zien en er van leren behoren onlosmakelijk bij de boeddhistische beoefening.
Bij het oplossen van conflicten gaat het volgens de SIM niet om goed of slecht, schuld of onschuld, winnen of verliezen, daders en slachtoffers. Het gaat veel meer om het onder ogen zien van al het leed dat bij de betrokkenen veroorzaakt wordt. Deze conflicten kunnen niet altijd door de opposanten alleen opgelost worden. In eerste instantie komt de vertrouwenspersoon in beeld, maar in samenspraak met de vertrouwenspersoon kan het zijn dat de klager de situatie, klacht of onbehagen voor wilt leggen aan de ethische commissie van de SIM.
De ethische commissie van de SIM kan dan behulpzaam zijn bij het vinden van een heldere en compassievolle oplossing, waarbij gestreefd wordt naar verzoening. Voor de ethische commissie doet de SIM beroep op integere en gerespecteerde bestuurders, leraren en vipassana-beoefenaren.
Sjoerd zegt
Deze ontwikkeling bij het Sim juich ik toe. Wel mis ik de maatschappelijke verantwoording met in de mogelijkheid van het inschakelen van justitie. In onze samenleving hoort bij spiritueel en religieus engagement dat we de afspraken omtrent seksueel misbruik in overeenstemming brengen met de wetgeving.
Voor personen en groepen die zich boeddhistisch noemen is in de wetgeving geen uitzondering gemaakt.
Het is natuurlijk triest als de persoonlijke rijpheid van een leraar niet correleert met zijn status als leraar, maar dat ontheft hem niet van zijn verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de keuze voor deze rol. Compassie met personen die zo’n onverstandige keuze maken is terecht, maar komt niet in de plaats van het afleggen van maatschappelijk verantwoording. De positie van een leraar is een maatschappelijke positie en het afleggen van verantwoordelijkheid voor de rechter bij wangedrag hoort daarbij.