Shodo Harada Roshi is zenleraar en abt van een zenklooster in Japan en in Washington. Hij komt regelmatig op bezoek in Europa; onder meer vorig jaar juni was hij te gast bij Zen Sangha in Gent. Een bijzondere ontmoeting.
Harada Seicho (° 26 augustus 1940, Nara, Japan) werd geboren als derde kind in een gezin van zes. Zijn vader was priester in een tempel, zijn moeder hielp daarbij. Het achtkoppige gezin had het niet breed, het waren harde tijden.
Als kind had Seicho meer interesse in avonturenfilms en ruimteraketten dan in het boeddhistisch priesterschap. De kleine Seicho wilde dan ook piloot worden. Later, als tiener had hij een bijzonder interesse in de werking van de menselijke psyche en had hij er zijn zinnen op gezet om psycholoog te worden.
Maar dat zou plots veranderen wanneer hij op een dag door zijn vader naar de tempel van Myoshin-ji werd gestuurd om er een pakje te bezorgen. Het was in de vroege ochtend dat Seicho op pad ging, en de bussen zaten overladen vol. Hij wrong zich doorheen de vele passagiers om achteraan plaats te gaan nemen. Langs het gangpad van de bus kwam hij plots oog in oog met een mysterieuze persoon, die hem door zin brillenglazen intens aankeek. Seicho kon niet anders dan toekijken hoe de oude man in lompen waarlijk licht uitstraalde, terwijl alle andere mensen op de bus overladen leken van zorgen en bekommernissen.
Op dat moment zag de jonge Seicho in dat hijzelf, ondanks van geboorte in een tempel wonend, geen verdere binding had met de religie die eraan verbonden was. Dat hij zich veeleer afkeerde van het boeddhisme: hij vond tempels en priesters geen aantrekkelijk vooruitzicht. Daar in die bus, vroeg hij zich af om welke reden deze oude man ervoor had gekozen om zich in het spirituele pad te verdiepen, om zich daarmee te vereenzelvigen en zich daarin ook te uiten als priester -even later zou blijken dat het Yamada Mumon was. Toen de bus bij de volgende halte stopte en de priester uitstapte, besloot Seicho om hem te volgen. Yamada Mumon was op weg naar Reiun-in, een kleine boeddhistische tempel in Myoshinji. Seicho volgde hem tot aan de poort van de tempel, waar hij hem zag binnengaan.
Yamada Mumon Roshi was een zenleraar in de lijn van Tenryuji en abt van Shofukuji in Kobe. Daarnaast was Mumon Roshi ook abt van Reiunin, een zij-tempel van Myoshinji en voorzitter van Hanazono Universiteit, de Rinzai Buddhist universiteit waar ook de jonge Harada gauw zou gaan studeren.
‘Deze ontmoeting deed me realiseren dat ik zo weinig af wist van het boeddhisme’, vertelt Harada. ‘Ondanks mijn betrokkenheid bij de tempel, als zoon van een priester had ik me afgekeerd van de teachings. Het is weinig waarschijnlijk dat ik ooit boeddhistische priester zou geworden zijn, mocht ik Mumon Roshi niet ontmoet hebben. Bij hem zag ik voor het eerst hoe de innerlijke kwaliteiten van een persoon werkelijk kunnen uitstralen en ik was vastbesloten om meer te weten te komen over de lessen die Mumon zo verhelderden.’
Tijdens zijn studie aan de Hanazono Universiteit overleed zijn vader. Zijn oudere broer nam de familie-tempel in Nara die door zijn vader was beheerd, over. Na het behalen van zijn universiteitsdiploma trok Seicho langs bergen en wouden te voet naar Shofukuji in Kobe, en hij werd een monnik van Mumon Roshi. Hij kreeg de naam Shodo (‘de ware weg’).
Zijn beoefening was intens met vele wekenlange sesshins. Na een bepaalde sesshin voelde hij zich echter onvoldaan over zijn spiritueel werk: hij had ondanks alles nog steeds geen kensho (‘verlichting’) bereikt. Twee jaar later was dat nog steeds zo, en hij vroeg Mumon Roshi om het klooster te mogen verlaten en zich helemaal alleen terug te trekken in de bergen tot hij verlichting zou bereiken. Mumon keek hem stil aan en vroeg wat hij dan zou doen wanneer hij geen verlichting zou bereiken. Seicho antwoordde resoluut dat hij niet zou terugkeren naar het klooster vooraleer hij verlichting had bereikt. Er werd hem toestemming gegeven het klooster te verlaten en hij vertrok.
Seicho zette zijn intense beoefening in zazen voort. Het was hard werken. Op een bepaald ogenblik, op een zaterdag, stootten twee studenten op hem terwijl hij in zazen zat. Ze vroegen of hij een boeddhistische monnik was. Op zijn bevestigend antwoord uitten de twee hun bewondering: dat hij toch geluk had om de hele tijd niets anders te hoeven doen dan mediteren, terwijl zijzelf hard moesten werken om te overleven in de wereld en enkel op vrije weekends zich konden toeleggen op het bezingen van de Boeddha.
Op dat ogenblik, kwam Harada tot werkelijk inzicht; alle lasten vielen meteen van hem af en hij zag in wat de twee studenten bedoelden. Hij begreep dat hij tot nu toe enkel met zijn ego bezig was geweest, dat hij enkel maar een bevestiging van zijn eigen kleine ik had gezocht en dat hij op die manier nooit een kensho zou kunnen bereiken.
Vanaf dat ogenblik werd alles anders voor ‘m. Het zitten in zazen viel hem minder zwaar, in plaats van rond te kijken bleef zijn blik tijdens de zazen werkelijk gefixeerd op een plek en zijn inzicht in koans verliep veel makkelijker.
Shodo Harada oefende intens in Shofukuji gedurende twintig jaar. Op een dag had de vorige abt van Sogenji aan Mumon Roshi om een opvolger gevraagd, waarop Mumon Roshi Shodo Harada aanwees. Shodo Harada ontving de transmissie en kwam naar Sogenji om er studenten en beoefenaars van over heel de wereld te ontvangen. Later begon hij ook een centrum in Washington (Verenigde Staten) en vestigde ook een zenklooster in Duitsland, om van daaruit activiteiten in Europa te organiseren. Hij is tevens gespecialiseerd in Japanse kaligrafie. Intussen gaat hij ook elk jaar naar Japan om er sesshins te leiden. Shodo Harada Roshi mag beschouwd worden als de immanente bevestiging van de Boeddha dharma in de hoogst mogelijke vorm.
Bron van dit artikel giesbaergske koleuren gazette.