Het is de late avond van 21 augustus 2011. Jacq van der P. (73) is in zijn woonkamer ingespannen bezig met het bewerken van een document in zijn laptop. Hij hoort geluid, kijkt op en ziet drie met bivakmutsen gemaskerde mannen in zijn woonkamer staan. Ze richten hun pistolen op hem en zeggen: ‘We komen voor geld, hoor je, voor geld.’ Even later zit Jacq met de handen geboeid in een stoel. Maar hij blijft op een wonderlijke manier de situatie meester.
Het is de derde keer in een paar maanden tijd dat Jacq het slachtoffer wordt van criminelen. In het voorjaar, in april, sluipen dieven zijn woning binnen en nemen kostbaarheden mee. In juli 2011 wordt er in zijn woning ingebroken. Hij is dan op een boeddhistische retraite in Frankrijk. Weer worden kostbaarheden meegenomen. De dieven komen binnen door een schuifdeur te forceren. En dan, op een mooie zomeravond, kijkt hij de dood in de ogen.
Dat moet toch een verschrikkelijke ervaring zijn geweest. Was je erg bang?
‘Op een bepaalde manier wel, maar ik wilde ook bij de les blijven. Voorkomen dat er een bericht in de krant zou verschijnen onder de kop: ‘Bejaarde man doodgemarteld in woning.’
‘De eerste keer was een insluiping, op klaarlichte dag. Ik was toen niet thuis. Toen ik thuiskwam merkte ik dat de televisie, beamer en een vrij nieuwe PC weg waren. Inclusief de bestanden. Ik had een dubbel gevoel, was ook een beetje opgelucht. Hè, heerlijk dat ik niet gebonden ben aan die computer en ook niet aan de tv, waar ik te lang voor blijf zitten. Ik voelde me min of meer even bevrijd.’
‘Maar er kwamen ook andere gevoelens boven. Omdat er vreemden in mijn woning waren geweest begon ik me unheimisch te voelen. Door mijn jarenlange meditatiepraktijk, waarin dergelijke gevoelens er soms ook zijn, kon ik daar uiteindelijk wel goed mee omgaan. Om tot openheid te kunnen komen, moet je eerst de banden, de hechtingen, doorsnijden. In die zin verwelkomde ik het gebeuren. In mei heb ik mijn pc en televisie toch maar weer vervangen. Ik wilde ook zorgvuldiger met mijn spullen omspringen en niet zomaar ramen en deuren open laten staan. Ik was te nonchalant geweest en men had mijn vertrouwen beschaamd. Maar het echte, dat van diepere aard is, is er nog steeds.’
‘Vorig jaar juli kreeg ik bezoek van inbrekers. Toen was ik op een retraite in Zuid-Frankrijk. Mijn nieuwe tv, twee computers en een kluis zijn meegenomen. In die kluis lag geld dat ik van mijn vrienden voor mijn verjaardag had gekregen. En een gouden horloge, een erfstuk van mijn vader. Dat raakt mij diep, al heb ik wel het idee dat ik het een beetje verdring. Ik kan niet goed bij mijn gevoel komen.’
Het gaat niet alleen om materiële, te vervangen zaken, maar ook dat mensen er hun geestelijke houvast door kwijt raken, toch?
‘Ja dat klopt, en het gaat door tot op de dag van vandaag. Als het buiten gaat schemeren word ik bang. Ik laat die gevoelens toe, doe er niets mee en dan verdwijnen ze weer. Dus in boeddhistisch opzicht heb ik er wel een antwoord op. Een geluk is ook dat ik niet snel in paniek raak.’
Vind je het moeilijk om over de overval te praten?
‘Nee, dat valt wel mee. Ik heb wel veel moeite met het seriematige van de gebeurtenissen. Het was half twaalf ’s avonds toen die mannen mijn kamer binnenstapten. Ik was alleen thuis en zat achter de computer een verslag te maken voor de volgende dag. De overvallers waren helemaal in het zwart gekleed en onherkenbaar door de bivakmutsen die ze droegen. Ik vroeg nog aan die mannen of het een grap was. Ik dacht heel even dat het mijn zoon en vriend waren. Nee, zei een van hen, als je meewerkt dan doen we je niks en anders schieten we. We komen voor geld.’
‘Ik schrok zo enorm, ik voelde me door de grond zakken. Ik begon te schreeuwen, te schreeuwen, ik heb nog nooit zo hard geschreeuwd in mijn leven. Die mannen renden gelijk op me af en werkten me tegen de grond. Ik zag dat ze erg schrokken van mijn reactie. Ik was me erg bewust van mijn angst. Ik wilde weg, maar kon niet. Dus ik moet er bij blijven, letterlijk. Ik was vreselijk blij met die gedachte. Het maakte mij helder bewust van de situatie waarin verkeerde. Ik besefte, dit is mijn angst, daar moet ik iets mee doen. Ook de daders waren in het begin in paniek. Ze zaten elkaar in de weg toen ze mij met tape begonnen te boeien.’
‘Heel even overwoog ik me te blijven verzetten, maar meewerken vergrootte de kans dat ik zou blijven leven. Wat later lagen zes bankpasjes en mijn portemonnee op tafel. De twee mannen, die ik als gevaarlijkst beschouwde, vertrokken om op verschillende plaatsen in deze gemeente bij een bank geld te pinnen. Even voor en na middennacht. De codes had ik op een papiertje geschreven. Ik heb ze gelukkig niet meer terug gezien. Met die andere man kreeg ik gaande de gijzeling contact. Ik zat in een stoel in de kamer. Hij vroeg me of ik medicijnen gebruikte. Even later bood hij me drinken aan. Het vreemde is dat hij de indruk wekte de situatie in huis te kennen. Hij liep zo naar de koelkast en haalde daar een flesje water uit. Achteraf denk ik dat hij een vriend is van iemand die bij mij over de vloer kwam. En dus de situatie in huis kende. Ze hebben beiden ook drie dagen vastgezeten, maar de politie moest ze loslaten omdat het bewijs tegen hen te dun was.’
‘Tijdens mijn gijzeling was er via een gsm contact tussen de gijzelnemer en de twee andere daders. Mijn bewaker vroeg steeds aan mij hoe laat het was. Ik was bang dat de twee mannen zich zouden vergissen bij het invoeren van de codes en weer terug zouden komen. Daar dreigde de gijzelnemer ook een paar keer mee. Als ik verkeerde codes had opgegeven dan was ik nog niet jarig. Hij bedreigde me ook met zijn pistool. Ik ging gewoon met hem in gesprek en vroeg hem hoe ze binnen waren gekomen. En ook wat hij voor de kost deed. Niks, zei hij. Ik vroeg hem: heb je nooit gewerkt? Nee, zei hij, nooit. Hij vertelde me dat hij dealer in Russische computers was. Hij vertelde me ook nog dat het inbreken hem eigenlijk wel beviel. Hij vertelde over zijn privéleven, hij had een vrouw en kind. Ik merkte dat hij verward raakte door mijn vragen. Ik reageerde natuurlijk niet zoals andere slachtoffers, ik ging met hem het gesprek aan.’
‘Om half een die nacht was het voorbij. Ik merkte aan hem dat het pinnen goed was verlopen. De twee zouden niet meer terug komen en hij stond er alleen voor. Hij wilde me opnieuw knevelen, ik moest mijn al geboeide handen naar voren steken. Ik dacht, ja, maar dan ben ik hulpeloos. Als in een vertraagde film sprong ik op hem af. Zijn pistool lag op tafel. Hij gooide mij op de grond en weer sprong ik op hem af. Hij viel tegen de tafel. De overvaller draaide zich om, pakt zijn telefoon en pistool en loopt naar buiten en ik volg hem. Wegwezen hier, dacht ik. Hij rechts af, ik links.’
Een paar jaar geleden interviewde ik Jacq ook. Hij maakte toen zijn plannen bekend om een boeddhistisch stiltecentrum op te richten. En vertelde dat hij na een inktzwarte periode in zijn leven is gaan mediteren. Hoe dat, en toen al 28 retraites hem overeind hielden. Jacq toen: ‘Zonder de meditatie had ik het niet gered. Ik leerde letterlijk de middenweg te bewandelen. Ook te accepteren dat het komt zo het komt. Maar ik werd er ook strijdlustig door. Het gevoel van dit pik ik niet zo maar. Accepteren is goed maar pas als je alle mogelijkheden hebt onderzocht of het ook anders kan.’
En hoe gaat het nu?
‘De gewelddadigheden die ik in het verleden heb meegemaakt, die ik zelden aan anderen heb verteld, komen nu naar boven. Ik zag als zesjarig kind hoe in de oorlog een Duitse soldaat voorbereidingen trof om zich in een hooimijt te verhangen. En zo zijn er meer verschrikkelijke ervaringen waaraan ik nu moet denken. Ik kan het wel aan. Het bijzondere is dat ik, ook tijdens de gijzeling, altijd in de situatie zit. Begrijp je dat? Het gaat niet om hij of ik, het gaat om de situatie. De gijzelnemer zag ik op dat moment niet als een persoon, hij maakte net als ik deel uit van een situatie. We deelden iets. Daarom kan ik er met enige afstand naar kijken. Maar verschrikkelijk blijft het wel.’