Worden we van Vipassanameditatie gelukkiger? Dit is een rechtmatige vraag, wat degenen er ook van mogen vinden die geluk een te vaag begrip vinden. Het begrip is overigens alleen maar vaag in de volksmond. De diverse religieuze tradities hebben een genuanceerde en deskundige opvatting van geluk, en als we ons nu tot de boeddhistische traditie gaan wenden behoeven we dus niet bang te zijn in een moeras te belanden.
Dan valt meteen op dat het boeddhisme in haar leringen nooit spreekt over de aanvang van het geluk, maar over het einde van het lijden. Het boeddhisme heeft zich niet verbreid met de leus: kom bij ons, dan wordt u gelukkig. Er zijn boeddhologen (bv. Paul Williams) die de verlossingsleer van het boeddhisme schetsen als een poging de mensheid van lijden naar geluk (van dukkha naar sukkha) te brengen, alsof bij de bevrijding al het onaangename zou ophouden en het aangename zou aanbreken. Dit is natuurlijk vreemd, want wat is dit voor soort bevrijding, waarbij men gevangen blijft in de dualiteit van dukkha en sukkha? Maar het belangrijkste is dat deze voorstelling van zaken een enigszins misleidende simplificatie is, en we zullen verderop zien waarom.
Anderzijds laten de arahants (volledig verlichte personen) uit de beginjaren van het boeddhisme er geen twijfel over bestaan dat zij gelukkig waren (getuige de Therigatha en Theragatha). En de leerlingen van de Boeddha maakten indruk door hun mooie uitstraling, die toch zeker iets met geluk te maken had. Ook de Boeddha zelf noemde zich gelukkig na zijn verlichtingservaring onder de Bodhiboom. Hoe zit dit? Is het einde van het lijden dan toch het begin van het geluk?
Een deel van het raadsel is al opgelost, wanneer we bedenken dat een doelgericht streven naar geluk het bereiken van het doel onmogelijk maakt. Wanneer we in ons streven voortdurend ons geluk op het oog hebben, raken we daar zo gehecht aan, dat we nooit gelukkig kunnen worden. Dat gehechtheid tot ellende leidt is een hoofdgedachte van het boeddhisme en trouwens ook van zijn Indiase voorgangers. Wel kunnen we het doel ergens in ons hoofd houden, zodat het een rol op de achtergrond speelt, en weer op de voorgrond kan treden wanneer we bijvoorbeeld moeten besluiten of we een retraite gaan doen. Tijdens de retraite (of tijdens de zitmeditatie thuis) denken we juist niet aan het geluk.
Het andere deel van het raadsel wordt opgelost door te kijken naar de boeddhistische visie op vedana. Vedana is het onmiddellijke, meestal kortstondige, niet opgehoopte gevoelselement dat meekomt met de verschijnselen, nauwkeuriger gezegd: dat optreedt in onze geest ten gevolge van een verschijnsel. Een geluid kan prettig, onprettig of neutraal zijn, en hetzelfde geldt voor ook andere verschijnselen. Gevoelselementen treden ook op in emoties als ergernis, begeerte, verdriet enz., maar hier zijn ze opgehoopt en zijn de gevolgen gewichtiger. Laten we de neutrale vedana-gevoelens even buiten beschouwing, dan kunnen we zeggen dat geluk positieve vedana is en ongeluk of ellende negatieve vedana.
Belangrijk is nu dat de Dhamma (leer van de Boeddha) bij vedana niet alleen een onderscheid maakt naar de driegenoemde gevoelswaarden, maar ook naar twee sferen. De eerste categorie wordt samisa genoemd en heeft betrekking op het wereldse. De tweede categorie wordt niramisa genoemd; dit kan met ‘onwerelds’ vertaald worden, maar dan niet in de zin van ‘bovenaards’ of ‘transcendent’ (die betekenis hoort bij het Pali woord ‘lokuttara’); een omslachtige maar wel juiste vertaling is ‘verbonden met loslaten’, ‘verbonden met zich iets ontzeggen en ergens afstand van doen’ of ‘verbonden met het spirituele pad’. Deze tweede categorie wordt vaak vergeten, maar speelt een belangrijke ondersteunende rol op het spirituele pad.
De wereldse vedana’s treden op bij de zes zintuigen, d.w.z. de bekende vijf (zien, horen, tasten, ruiken en proeven) plus het denken. Wat ik zie, hoor, aanraak, ruik of proef kan aangenaam of onaangenaam zijn en hetzelfde geldt voor gedachtes die bij me opkomen. Ook de lichamelijke gewaarwordingen van prettig of onprettig (pijn, jeuk, kriebel, druk etc.) behoren tot de aardse categorie vedana. Seksueel genot is een combinatie van gevoelselementen die door zintuigen en lichamelijke gewaarwordingen worden veroorzaakt, waarbij vooral zien, aanraken en lichaamsbesef een rol spelen.
Voorbeelden van niramisa vedana zijn er in verschillende soorten. We kunnen beginnen met gevoelens die verbonden zijn met loslaten in het dagelijks leven. Als ik iets echt weggeef met het duidelijke besef dat de ander er iets aan heeft en dat ik het makkelijk kan missen, treedt er vaak een prettig en licht gevoel op, geheel anders dan het prettige gevoel dat ontstaat bij de gedachte dat ik door deze daad bewijs een respectabel persoon te zijn. Deze vedana komt minder vaak voor dan de wereldse en is subtieler, maar wel duidelijk ervaarbaar. Echte dankbaarheid, in tegenstelling tot een gevoel van verplichting, is ook een voorbeeld van niramisa vedana.
Ook de zogenaamde brahmavihara’s geven van zichzelf een prettig gevoel, dat onder de niet aardse vedana valt. Wie metta (liefdevolle vriendelijkheid) beoefent, voelt zich op dat moment prima; hetzelfde geldt voor karuna (mededogen), omdat ons hart dan veel ruimer is dan gewoonlijk; en dat mudita (medevreugde) een prettig gevoel geeft spreekt voor zichzelf. De brahmavihara draagt de beloning in zichzelf, doordat het subtiele positieve gevoel onmiddellijk aanwezig is. Het woord brahmavihara zelf is overigens ook een aanwijzing ervoor, want het betekent letterlijk goddelijke verblijfplaats: op zo’n plaats ben je veilig en heerst gewoonlijk een goede stemming.
Er bestaat in de Pali-canon (in het Kandaraka Soetra) ook een beschrijving van de opgaande lijn van de prettige gevoelens die optreden in verband met het beoefenen van Vipassanameditatie. Als eerste wordt genoemd het plezier van de schuldeloosheid en van de tevredenheid. Dan het plezier van diepe concentratie. Dan het plezier van volledige bevrijding. Het eerste plezier is een gevolg van het zich houden aan de leefregels en het opgeven van allerlei materiële eisen. Het tweede doet zich alleen voor op de weg van de diepe concentratie en dit geldt dus niet voor de Mahasi Sayadaw methode die slechts een momentane concentratie vereist. De Boeddha zelf en velen na hem hebben de Vipassana toegepast in combinatie met voorafgaande Samatha meditatie: diepe concentratie, waarbij verschillende stadia (zogenaamde jhana’s) doorlopen worden.
We kunnen ook iets gedetailleerder kijken naar de geluksgevoelens die bij regelmatig beoefenen van Vipassana kunnen optreden. Er is het goede gevoel van het heldere, scherpe zien van de meditatie-objecten. De kwaliteit van ons bewustzijn brengt zijn eigen beloning mee in de vorm van een verfijnd plezierig gevoel (zo’n licht gevoel is dan ook een aanwijzing dat de meditatie goed loopt). Hetzelfde geldt ook voor het duidelijk waarnemen van de drie karakteristieken van het menselijk bestaan (lijden, vergankelijkheid, niet-zelf). En dan is er het geluk van de vrijheid, van het niet-geconditioneerd zijn, of dit nu plaats vindt op lagere niveaus of op hogere. Zoals een alcohol- of nicotineverslaafde een prettig gevoel kan hebben verlost te zijn van een grote dwang in zijn leven, zo geniet ook de Vipassanabeoefenaar van het loskomen van de vele dwangmechanismen die in hem – zoals in vrijwel iedereen – aanwezig waren. Omgekeerd kennen sommigen het onprettige gevoel door emoties geregeerd te worden.
Het duidelijk ondervinden van dit gevoel is een eerste stap naar inzicht en verbetering, misschien kan men zelfs zeggen: een teken van verlangen naar bevrijding. Vermelding verdienen ook nog allerlei prettige verschijnselen die tijdens de vierde ñana kunnen optreden en samengevat worden in de Pali term pithi. Velen van ons hebben in retraites periodes van diepe vrede ervaren, die soms uren, soms dagen kunnen duren.
We kunnen nu beginnen met het formuleren van een antwoord op onze beginvraag. Door het meditatieproces wordt de gehechtheid aan de wereldse vormen van geluk verzwakt, zodat er minder conditioneringen en dus minder problemen optreden. Dat wil niet zeggen dat de prettige gevoelens (in de zin van vedana) over aardse aangelegenheden verdwijnen. Integendeel, meditatoren ondervinden vaak dat ze door de meditatie meer van bijvoorbeeld de natuur kunnen genieten, dat de zintuigen scherper worden, en het zintuiglijk genot daardoor verfijnder.
Het is ook niet zo dat de Boeddha prettige wereldse gevoelens verbood (zoals sommige dominees in ons land lange tijd deden). Maar ook de onprettige aardse gevoelens verdwijnen niet, zelfs niet bij de volledig verlichte persoon (ze kunnen zelfs duidelijker beleefd worden, net als de hierboven genoemde natuur); ze hebben alleen minder impact; de persoon wordt er minder door geraakt. De onprettige wereldse gevoelens werden niet door de Boeddha aangeprezen. Het boeddhisme is wel een pad van loslaten en afstand doen, maar niet van ascese en boete doen. Onprettige vedana, bijv. lichamelijke pijn, kan heel leerzaam zijn (bijv. wanneer we nauwkeurig onze eigen reacties kunnen waarnemen) maar is op zich geen garantie voor vooruitgang op het pad en behoeft niet opgezocht te worden.
Wie langdurig Vipassana beoefent ontmoet waarschijnlijk nieuwe geluksgevoelens, die met overgave verbonden zijn en subtieler zijn (en waarvan het bestaan dan ook door minder fijngevoelige mensen ontkend wordt). Het kunnen alle bovengenoemde gevoelens (niramisa vedana) zijn, ook de brahmavihara’s, want daarvoor ontstaat meer ruimte als de conditioneringen teruglopen. Deze prettige gevoelens worden niet alleen toegestaan, maar ook gewaardeerd, want zij vormen een goede basis om voort te gaan op het pad. Dus de beginvraag kan positief beantwoord worden: we worden gelukkiger van Vipassana, maar op een manier die de meeste mensen niet verwachten. Vele mensen, vooral zij die door het noodlot geplaagd worden, hebben een irreëel beeld van geluk, als een einde aan alle aardse ellende en een voortduren van aards geluk. Het is misleidend om tegen deze mensen te zeggen dat het boeddhisme hen gelukkig maakt, zolang het onwereldse gevoel (niramisa vedana) geheel buiten beschouwing blijft. En als we toch bezig zijn illusies door te prikken, dan is het ook goed hen eraan te herinneren dat alle vedana (ook het geluksgevoel) tijdelijk is, en daarom voor de wijze van geen belang. Vedana is een bonus, niet de essentie.
Laten we nog opmerken dat er ook negatieve gevoelens zijn die tot de niramisa vedana gerekend worden zoals het onaangename gevoel dat optreedt bij het besef van eigen onvolkomenheid. Dit besef kan een stimulans zijn om zich in te zetten op het spirituele pad en dus een heilzame werking hebben. Een waarschuwing is echter wel op zijn plaats, speciaal voor westerse meditatoren, die vaak meer dan oosterlingen gebukt gaan onder schuldgevoel en zelfverwijt, en zo gevaar lopen in onheilzame emoties verstrikt te raken. Wanneer een zelfdiagnose geen stimulans, maar een rem wordt op het spirituele pad, wordt het tijd onze houding tegenover het pad of ons zelfbeeld eens te bekijken of misschien wat flexibeler in onze oefeningen te worden. Onplezierige onwereldse gevoelens treden ook op in Vipassana-retraites na de eerste vier ñana’s.
Ook wie niet snel doorstoot naar Nibbana, dat in de Dhammapada als het hoogste geluk omschreven wordt, kan zich aanmerkelijk gelukkiger voelen bij regelmatig Vipassana. Soms komen we er later pas achter hoe we jaren lang door subtiele conditioneringen op de achtergrond geplaagd waren. We leefden bijvoorbeeld in een sfeer van voortdurende lichte angst of depressie zonder dat we het in de gaten hadden. Verdwijnen die dan door Vipassana, dan beseffen we pas hoe ongelukkig we waren, en zouden we voor geen goud naar onze oude toestand terug willen.
Ons verhaal kan aardig samengevat worden in de woorden van een monnik die ik las in een boek van Joseph Goldstein: wat een geluk om te ontdekken dat het geluk niet in het aardse gevonden kan worden!? Wie zich serieus op een spiritueel pad begeeft, vindt een dieper geluk dan het gangbare. Dit geldt niet alleen voor het boeddhisme, maar ook voor alle andere tradities. In het christendom wordt het diepere geluk aangeduid met de term beatus (gelukzalig, zalig). In het hindoeïsme heet het ananda. Het is er een van de drie aspecten van het goddelijke (naast Zijn en Bewustzijn). In het Engels wordt meestal het woord bliss gebruikt.
Er is geen erger vuur dan
begeerte,
geen erger kwaad dan haat.Er is geen groter lijden
dan de componenten.Geen groter geluk dan
innerlijke vrede.