Dit artikel bestaat uit twee delen. Het eerste deel geeft een indruk van Christopher Hitchens boek God is not great. Deel twee is een indruk van Catherine Nixeys Eeuwen van duisternis. De indrukken worden aangevuld met informatie uit andere bronnen, waaronder recensies. Het geheel is voorzien van een bronvermelding, waaronder enkele links.
Deel I
Christopher Hitchens (1949-2011) was een Brits-Amerikaanse journalist, publicist en literatuurcriticus. Ook was hij een politiek activist, atheïst én antitheïst en werd dikwijls gevraagd voor lezingen en televisiedebatten. Samen met Sam Harris, Daniel Dennet en Richard Dawkins vertegenwoordigde hij het nieuwe atheïsme, genoemd: ‘de vier ruiters van de anti-Apocalypse.’
Religiekritek
De auteur sprak zich geregeld uit over de Abrahamitische religies: jodendom, christendom en islam. In zijn boek God is not great breidde hij zijn kritiek uit tot alle georganiseerde religies, inclusief het boeddhisme en noemde ze ‘de belangrijkste bron van haat in de wereld’. Georganiseerde religie is volgens hem ‘gewelddadig, irrationeel, intolerant, moedigt aan tot racisme, tribalisme, en onverdraagzaamheid; zij investeert in onwetendheid, staat vijandig tegenover vrij onderzoek, minacht vrouwen en dringt zich op van kindsbeen af aan.’
De auteur behandelt in zijn boek verschillende onderwerpen en reeds bekende thema’s als de onhoudbare metafysische claims van religie, het ‘oude’ testament dat Hitchens een nachtmerrie noemt en het ‘nieuwe’ testament dat volgens hem in kwaadaardigheid het ‘oude’ overtreft. Ook klaagt hij religie aan vanwege minachting van vrouwen en kindermishandeling. Het onderstaande deelartikel beperkt zich tot het christendom en bespreekt twee onderwerpen uit zijn boek: slavenhandel en het verwijt uit religieuze hoek over ‘seculier totalitarisme’ als contrast met religie.
Op bladzijde 8 van zijn boek laat Hitchens zich duidelijk kennen: ‘Religieuze gewelddaden in het verleden en heden zijn niet gebeurd omdat we kwaadaardig zijn, maar omdat het een natuurlijk gegeven is dat de menselijke soort, biologisch gezien, maar gedeeltelijk rationeel is.’
Martin Luther King jr.
In hoofdstuk 13 behandelt Hitchens de vraag of gelovigen zich beter gedragen dan anderen. Een van zijn voorbeelden is dominee Martin Luther King jr. Op de laatste avond voordat hij werd vermoord hield hij zijn beroemde preek ‘I’ve been on the Mountaintop’. Hij blikte daarin terug op de jaren van de strijd voor gelijke burgerrechten en tegen racisme. ‘I just want to do God’s will. And he’s allowed me to go up the mountain. And I’ve looked over. And I have seen the Promised Land. And I may not get there with you, but I want you to know, tonight, that we as a people will get to the Promised Land.’
Hitchens wijst op de bijbelse verwijzingen naar Mozes op de Berg en naar Jezus in de Tuin van Gethsemane. Wat hem opvalt aan Kings preek is geweldloosheid. De dominee spreekt niet van barbaarse goddelijke straffen, geen genocidale bloedbaden, geen wrede bevelen om vrouwen te stenigen en om heksen te verbranden. Ook beloofde hij zijn vervolgde en verachte volk géén grondgebied van anderen, zette niet aan tot het plunderen en het vermoorden van andere stammen. Het verschil tussen Martin Luther King jr. en de profeten van Israël had niet groter kunnen zijn, aldus de auteur.
Slavenhandel
De zwarte slaven werden niet gevangen en versleept door deze of gene farao, maar door ondernemers. Dit werd verdedigd door alle christelijke kerken al tijdenlang zonder enige vorm van protest uit christelijke hoek. De auteur verwijst ook naar de Barbarijse slavenhandel van de 16de tot de 19de eeuw van Noord-Afrika en de Middellandse Zee. Het werkterrein van deze mensenhandelaren reikte tot IJsland en werd gesanctioneerd door lokale Noord-Afrikaanse heersers en het Ottomaanse rijk.
In de 18de eeuw waren er in de Verenigde Staten maar enkele dissidente christenen en vrijdenkers die opriepen tot de afschaffing van de slavernij, totdat deze handel minder profijtelijk werd en het British Empire ervan af wilde. Zowel onder de voorstanders als onder de tegenstanders van de afschaffing bevonden zich vrome christenen. In de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) dat het einde van de slavernij betekende in de Verenigde Staten, claimden zowel de Unionisten als de Geconfedereerden: ‘God is met ons.’
Over de rol van religie kan volgens de auteur worden gezegd dat na eeuwen slavernij en de religieuze sanctionering ervan een vreselijke burgeroorlog een klein beetje van de aangerichte schade en de ellende heeft rechtgezet. Na de burgeroorlog en na de Reconstruction gingen de zuidelijke staten over naar juridisch en religieus gesanctioneerde rassenscheiding en rassendiscriminatie. Pas na de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie werd de roep om emancipatie van de zwarte Amerikanen luider.
Hitchens verwijst naar het grote verschil tussen King en de kerkhervormer Luther. ‘Martin Luther werd een fanaticus en op zijn wijze een vervolger. Hij haalde moorddadig uit naar Joden, schreeuwend over duivels en riep de Duitse vorsten op om opstandige armen te vertrappen.’ Kings erfenis heeft volgens de auteur weinig van doen met zijn geloofsovertuiging. Bovendien is er om verzet te plegen tegen slavernij en racisme geen buitenaardse macht nodig.
Totalitarisme
Hoofdstuk 17 draagt de lange naam: ‘An objection anticipated: the last ditch ‘case’ against secularism’ en handelt over totalitarisme.
Totalitarisme onderscheidt zich van ‘gewone’ vormen van absolutisme in die zin dat het van burgers verlangt dat zij hun persoonlijke leven en hun persoonlijkheid volledig overgeven aan de staat of aan de hoogste leider. Hitchens stelt dat tijdens het grootste deel van de menselijke geschiedenis de absolute staat nauw verbonden was met religie. De staatsreligie gaf een compleet en ‘totaal’ antwoord op alle vragen: over iemands plaats in de samenleving tot en met voorschriften over voeding en seksueel gedrag.
Hitchens: ‘De echt beangstigende despoten wilden ook weten wat je denkt en voelt.’ Niet zelden werden dit soort despoten afgeschilderd als goden, of waren ze religieuze leiders. Het totalitaire karakter is nauw verbonden met willekeur. Wetten konden op elk ogenblik veranderd of uitgebreid worden, waardoor onderdanen nooit zeker waren of zij gehoorzaamden aan de nieuwste wet, of niet.
Seculier totalitarisme
Op bladzijde 242 schrijft de auteur dat zij die het ‘seculiere’ totalitarisme (fascisme, nazisme en communisme) het tegendeel van religie noemen, hopen dat wij twee dingen zijn vergeten: ten eerste de verbinding van de christelijke kerken met het fascisme en ten tweede de capitulatie van deze kerken voor het nationaal socialisme. Hij geeft verschillende voorbeelden hiervan. Hitchens: ‘Dit is niet alleen maar mijn mening: religieuze autoriteiten gaven dit zelf toe.’
Op bladzijde 241 concludeert de auteur: ‘Veel christenen gaven hun leven om hun medeschepselen te beschermen middenin de nacht van de 20ste eeuw, maar de kans dat zij dit deden door orders van enige priesterschap is statistisch verwaarloosbaar. Daarom eren wij de herinnering van het kleine aantal gelovigen als Dietrich Bonhoeffer en Martin Niemöller, die handelden alleen overeenkomstig de eisen van het geweten.’
Stalinisme
Het stalinisme met zijn buitensporige persoonsverheerlijking en verdorven minachting voor mensenlevens en mensenrechten heeft veel gemeen met vroegere religies, meent Hitchens. Hij licht dit uitgebreid toe in zijn boek en ziet overeenkomsten als persoonsverheerlijking, showprocessen met marteling, afgedwongen bekentenissen, vervolging van afvalligen en andersdenkenden en de jacht op zondebokken (heksen) in moeilijke tijden. ‘Communistische absolutisten ontkenden niet zozeer religie, maar in de samenlevingen die zij begrepen en die verzadigd waren van geloof en bijgeloof, wilden zij religie vervangen. Niets hiervan was traditioneel moeilijk om te begrijpen.’
Fanatiek secularisme
In zijn opinieartikel The ressurection of ‘new atheism’ uit Hamid Dabashi (1951) professor aan de Columbia University in New York scherpe kritiek aan het adres van nieuwe atheïsten als Hitchens. Dabashi is van mening dat atheïsme een gezond standpunt is waarvan de wereld en het moslimdeel ervan nooit verstoken zijn geweest en terecht. Door alle religies en culturen heen zijn er beschaafde en verstandige gelovigen en atheïsten, die in een open debat met elkaar discussiëren over religie en God en zonder te vervallen in haat en gevoelens van superioriteit.
Voorbeelden uit de teksten van de ‘vier ruiters’ maken volgens hem duidelijk dat het nieuwe atheïsme weinig van doen heeft met ‘atheïsme of enig andere serieus intellectueel onderzoek naar het geloof in God, en alles van doen heeft met haat en macht.’ Hoogleraar Dabashi: ’Het beweert niet religieus te zijn, maar is dit wel. Het is in feite het tweelingbroertje van het rabiate christelijke conservatisme dat, zonder alle bijbelverwijzingen, vandaag de dag de destructieve binnen- en buitenlandse politiek van de regering Trump voedt. In de wereld van vandaag gaan massamoord, religieus en seculier fanatisme hand in hand.’
Deel II
Het tweede deel van dit artikel gaat over Catherine Nixeys boek over de rol van het vroege christendom tijdens de ondergang van de antieke beschaving. Nixey (1980) studeerde klassieke talen in Cambridge en werd journalist bij The Times. Zij schreef Eeuwen van duisternis, de christelijke vernietiging van de klassieke cultuur. ‘Lang is gedacht dat de eerste christenen zachtmoedig en psalmen zingend de martelaarsdood ondergingen. De waarheid ligt heel anders. De vroege christenen waren gewelddadig, militant en tot op het bot onverdraagzaam,’ aldus de uitgever.
De Romeinse keizer Constantijn de Grote erkende in 313 in het Edict van Milaan het jonge christendom en gaf deze privileges. Hij zag het christendom als een belangrijk bindmiddel voor de politieke eenheid van zijn rijk. Daarom mengde hij zich in de richtingenstrijd binnen de jonge religie en liet op belangrijke plaatsen voor het christendom basilieken bouwen. Dankzij deze ontwikkelingen slaagde het christendom erin andere religieuze opvattingen, oftewel heidenen en duivelaanbidders te overvleugelen. In het artikel hieronder aandacht voor de gebeurtenissen tijdens en rond de moord op de niet-christelijke wiskundige en filosofe Hypatia van Alexandrië in de 4de eeuw n. Chr. Over deze gebeurtenissen kwam in 2009 een bioscoopfilm uit, Agora geheten.
Hypatia van Alexandrië
Nixey beschrijft in hoofdstuk negen ‘De roekelozen’ de gebeurtenissen in Alexandrië in de tijd van de moord op Hypatia van Alexandrië. Het was een periode van politieke en interreligieuze spanningen, waarin christenen en niet-christenen lijnrecht tegenover elkaar stonden.
Op een dag in maart in 415 n. Chr. vermoorde volgens historische bronnen een menigte christenen op een gruwelijke manier Hypatia en verbrandde haar stoffelijke resten. Deze niet-christelijke vrouw was een alom geprezen wiskundige, filosofe, persoonlijkheid en een beroemdheid in haar tijd. Onder christenen en niet-christenen was de afschuw groot en de moord staat te boek als de beruchtste tijdens het vroege christendom. Hypatia ging geschiedenis in als een martelares, maar anderen menen dat er om ideologische redenen misbruik van haar lot wordt gebruikt.
Kerkhistoricus en tijdgenoot Socrates Scholasticus beschrijft de moord in zijn Historia Eccleastica: ‘Deze affaire bracht een niet geringe smet, niet alleen op Cyrillus maar op de hele Alexandrijnse kerk. En met zekerheid kan niks verder van de geest van het christendom verwijderd zijn dan zulk een slachting, gewelddaden en mishandelingen toe te laten!’
Overigens was Hypatia niet de laatste heiden in Alexandrië, ook niet de laatste Neoplatonische filosoof. Heidendom en Neoplatonisme overleefden nog eeuwen in Alexandrië en in het oosten van het Middellands Zeegebied.
Parabalani
Mogelijke de daders van de moord waren de parabalani maar bisschop Cyrillus van Alexandrië had op zijn zachtst gezegd hiervoor het klimaat geschapen. Deze bisschop staat bekend, net als zijn voorganger en oom Theophilus, als bestrijder van afwijkende opvattingen in het vroege christendom en als bestrijder van niet-christenen, waaronder de joden. De parabalani, die uit de onderste lagen van de bevolking kwamen, vormden een broederschap. Met gevaar voor eigen leven deden zij ‘werken van barmhartigheid’ tijdens bijvoorbeeld uitbraken van de pest en andere epidemieën. Ze zorgden voor armen, zieken en stervenden, haalden lijken op en begroeven ze. Ook werden ze gebruikt als lijfwacht van kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en waren ze actief bij acties tegen afvalligen en niet-christenen. Het bleef niet alleen bij intimidatie. Vanwege hun fanatisme en de onrust die hun optreden veroorzaakte, werd hun aantal beperkt en verdwenen ze uiteindelijk uit de geschiedenis.
Het Serapeum
Al voor de tijd van Hypatia had Alexandrië grote veranderingen ondergaan, schrijft Nixey in haar boek. Een groep christenen onder leiding van bisschop Theophilus van Alexandrië, de oom en voorganger van Cyrillus, had in 392 het Serapeum leeggeroofd en steen voor steen afgebroken. De auteur beschrijft dit in hoofdstuk 6 ‘Het mooiste gebouw van de wereld’.
Dit Serapeum was gewijd aan de Grieks-Egyptische god Serapis, onder andere de god van het hiernamaals en de geneeskunde. Het werd gebouwd in de periode 246-221 v. Chr. De Serapis cultus was wijd verspreid in het Romeinse Rijk, niet alleen in Egypte, maar in de ogen van de christenen was hij een demon. Op het terrein van de tempel bevond zich ook de dochterbibliotheek van de Grote Bibliotheek van Alexandrië, die rond 270 verdween. De grote en oude verzameling van deze dochterbibliotheek ging verloren bij de vernieling van het Serapeum, mogelijk door verbranding.
In Hypatia’s tijd waren de afbeeldingen van Serapis en andere demonen grondig verwijderd uit het straatbeeld van Alexandrië. Nixey: ‘Bustes van Serapis (ongeveer zoals nu die van de Maagd Maria in Italiaanse dorpjes) die eerst in de straten, in muurnissen en boven deuropeningen hadden gestaan, waren weggehaald – ‘weggezuiverd-‘.’
Recensie
Hierbij een citaat uit de recensie van Marjoleine de Vos uit de NRC over hoofdstuk 4 van Nixeys boek, geheten: ‘Over het kleine aantal martelaren’. De recensente: ‘Al in de zeventiende eeuw kwam men erachter dat de omvang van de vervolgingen en de aantallen slachtoffers ervan hogelijk overdreven werden voorgesteld. De Romeinse bestuurders deden er veel aan om christenen met een minieme handeling te laten getuigen van hun trouw aan de keizer. Veel christenen zullen zo wijs geweest zijn om dat dan maar te doen, maar in de latere martelaarsgeschiedenissen wordt vooral onbuigzaamheid geroemd. Een vervolgde christen, die was bezweken onder martelingen, zou zonder verdere omhaal naar de hemel gaan.’
De recensente heeft ook kritiek. Nixey is niet altijd in staat haar woede in te tomen over de christelijke vernielzucht van de antieke cultuur en draaft soms door. Als er niets aantrekkelijk is aan het christelijk geloof, waar kwam de aantrekkingskracht van de destijds nieuwe godsdienst dan vandaan?, vraagt de recensente zich af. De Vos: ‘Maar daarvan afgezien is het een huiveringwekkende en meeslepende beschrijving van wat er allemaal verloren is gegaan aan denkkracht, schoonheid en, vooral, ruimhartigheid.’
Anti-christelijk
Prof. Dr. Van Oort is in zijn recensie in het Reformatorisch Dagblad niet alleen positief over haar Nixeys werk. Zij is volgens de professor erin geslaagd mythen over de eerste christenen te verwijzen naar het rijk de fabelen en schrijft ‘boeiend en veelal met kennis van veel zaken hoe de komst van het christendom de antieke wereld radicaal veranderde.’ Na de overgang van de Romeinse keizer Constantijn de Grote naar het christendom is volgens hem inderdaad veel gebeurd dat onmogelijk te rijmen valt met de oorspronkelijke christelijk boodschap. Nixey overspeelt echter haar hand en met ‘een in antichristelijke gal gedoopte pen stelt ze voortdurend ”het christendom” in staat van beschuldiging.’
Haar vooringenomenheid als classica en haar christelijke opvoeding door een uitgetreden monnik en non, die zij zelf meldt, leiden onder andere tot ernstige (historische) uitglijers. Van Oort: ‘Ook de parallel met de recente barbaarsheid van IS klopt niet. IS vermoordt bewust mensen, iets wat de fanatieke christenen niet deden. Christenen hebben inderdaad boeken verbrand, maar heidenen, bijvoorbeeld keizer Augustus, deden dat ook. De door Nixey voortdurend geprezen heidense “tolerantie” was veelal gewoon onverschilligheid.’
Een lang citaat uit zijn recensie: ‘Goede studies benadrukken dat de bijzondere aantrekkingskracht van de nieuwe christelijke religie haar menslievendheid was. Die uitte zich in zorg voor zieken, zwakken, weduwen en wezen, afkeer van prostitutie, pederastie (juist ook voorkomend bij Nixeys zo hoog geprezen filosofen!), abortus, het te vondeling leggen van kinderen en een unieke visie op de vrouw.’
Ten slotte
Ter overdenking het volgende citaat uit het Magazine Vrienden van het Boeddhisme van december 2016 Iemand is zijn eigen redder. Aantekeningen over Boeddha en god. ‘De theravadaboeddhist dr. Viktor A. Gunasekara stelt dat wat boeddhisten betreft de klassieke theïstische opvatting ‘God schiep de mens naar zijn (God’s) beeld’, juist omgekeerd moet worden. Het is de mens die God geschapen heeft naar zijn beeld (red. het beeld van de mens). Het eigen beeld van de mens verandert en daardoor dus ook het beeld van God. De mens kan zichzelf bevrijden door zijn waanideeën van zich af te werpen en een daarvan is het bestaan van God: Atta hi attano natho ‘iemand is zijn eigen redder’!’
Zolang de mens er nog waanideeën op nahoudt valt het aan te raden, lijkt mij, om een open debat met elkaar aan te gaan en te discussiëren zonder te vervallen in haat en gevoelens van superioriteit. Het lijden uit de periode van Eeuwen van duisternis wordt steeds bekender. Wat ons vooral aanspreekt is dat vooral in de 20ste eeuw de mensheid langs de rand van de afgrond gegaan. Helaas staan de signalen nog niet op veilig, ondanks de wereldwijde Corona-crisis.
G.J. Smeets zegt
“What if god was one of us?”
Mooi en treffend lied van Alanis Morissette in de context van je mooie en treffende stuk.
Leo van Hove zegt
Dit lied is oorspronkelijk van Joan Osborne, die het schreef en prima vertolkt.
G.J. Smeets zegt
Ja, suf van mij om Joan Osborne over te slaan. Dank voor de correctie.
G. Kuiper zegt
Goed artikel. God is uitgevonden door de man omdat die niet in staat is om leven te scheppen zoals een vrouw. Het begon met: “kijk ik kan vuur maken”, daarna wapens, handel, geld, en toen dat nog niet te evenaren was met de scheppingskracht van de vrouw creëerde de man “god”. Hopeloze pogingen om vanuit ego frustratie toch wat te betekenen. Helaas trappen veel vrouwen en zelfs geleerden en ministers daar ook nog steeds in. Mensen die in het god geloven horen opgenomen te worden in de psychiatrie, afdeling waanbeelden.
ps. het moge duidelijk zijn dat “het boeddhisme” puur gebaseerd is op menselijke ervaring en niets meer.
Piet Nusteleijn zegt
“Het is de mens die God geschapen heeft naar zijn beeld”.
Harry Kuitert, christelijk protestants theoloog, durfde pas vanaf 1974 openlijk te zeggen:
“Alles wat we over Boven zeggen, komt van beneden, ook als we zeggen dat het van Boven komt”.
Een ontiegelijk groots inzicht. Een bekentenis na een lange, diepe en teisterende “Waanzee”. Wanneer we iets zeggen over de huidige religies en die uit het verleden en ze beoordelen, beoordelen we feitelijk onszelf.
Niemand staat meer boven ons. We kunnen niets meer afschuiven naar de geestelijkheid. We zijn zélf verantwoordelijk geworden.
Martine Dewulf zegt
nodigt uit tot lezen, die twee werken, bedankt voor al uw werk! Daarnet las ik de Bhuddasa: avoid evil, do good , purify your mind pg 26. Als je niet voelt dat doden en slavernij slecht zijn, mankeert er toch iets aan de kleine teen.
G.Kuiper zegt
Te zeggen dat het Absolute (de absolute in-zichzelf-bestaande god) ons geschapen heeft is geen overtuigend argument, want dat wat absoluut (svabhāva) is kan geen oorzaak zijn (het berust als het ware bewegingloos, of zonder handelen in zichzelf). Integendeel, alle dingen komen tot ontstaan omdat er een veelheid aan voorwaarden en condities aan ten grondslag liggen, en wanneer we geconstateerd hebben dat dit inderdaad zo is, kunnen we niet meer zeggen dat het Absolute schept. En zouden we zeggen dat het Absolute alle dingen doordesemt, dan kan het toch niet de schepper van alle dingen zijn! (want tegelijkertijd absoluut zijn en zichzelf scheppen zijn logische tegengesteldheden.)(2)
Zouden we vervolgens aannemen dat dan inplaats van god (Ishvara) het Zelf (Atman) de scheppende kracht is, waarom schiep dat Zelf dan niet alle dingen als aangenaam en aantrekkelijk?(3) Waarom zou het Zelf zichzelf zoveel leed en verdriet aandoen (dat we in de wereld ontmoeten)?
Noch god, noch het zelf, noch een of ander oorzaaksloos toeval schiep ons.(**) Waardoor we zijn ontstaan zijn onze eigen daden die zowel goede als kwade resultaten voorbrachten, alles in overeenstemming met de wet van oorzaak en gevolg.