De wind waait weerbarstig. Odaan fietst met zijn ene hand zijn hoed vasthoudend en de andere aan zijn stuur. Zijn jas wappert. Hij heeft geen tijd om na te denken, het sturen vraagt alle aandacht. Hij ontwijkt wortels van bomen die asfalt hebben weggedrukt. In de loop der jaren heeft hij de scheuren zien ontstaan, beetje voor beetje. En als de scheur er eenmaal is, lijkt het opbreken sneller te gaan. Maar daar houdt hij zich nu niet mee bezig. Een zware vrachtauto passeert met grote vaart en hij krijgt een windvlaag van opzij. In een flits grijpt hij het fietsstuur met beide handen. Maar daar gaat zijn hoed. Geïrriteerd stapt hij af, zijn hoed achterna. Het wegwaaien van zijn hoed is niet onopgemerkt gebleven. Een jongeman heeft door zijn fiets dwars op de weg te zetten, zijn hoed tegengehouden. Hij klopt de hoed af. Odaan neemt de hoed aan. Onder dankzegging. Maar de woorden waaien weg in het lawaai van de wind. Even later is het voorval vergeten. Zijn rit vraagt alle aandacht.
Odaan’s leren tas vertoont scheuren. Nog enkele jaren en dan zit het er op. Niet dat hij daar veel mee bezig is, maar af en toe komen dergelijke gedachten op. Hij legt zijn tas naast zijn bureau, jas aan de kapstok en trekt de deur dicht. Over een uur staat de workshopgroep te wachten. Na enkele momenten gaat hij naar het secretariaat om de laatste gegevens op te vragen, aantal deelnemers, schema’s. En om nog wat nieuwtjes op te pikken. Daarna wandelt hij naar de ruimte waar de workshop plaatsvindt. Hij inspecteert de opstelling, het materiaal en de muziek als de eerste workshopdeelnemers binnen komen. Vlak voor aanvang loopt er nog een kwieke jongeman naar binnen. De jongen van de hoed! Odaan begroet hem hartelijk en dankt hem nogmaals. Solat heet ik, zegt de jongeman. Grappig dat ze elkaar weer tegenkomen. De workshop gaat immers over synchroniciteit.
Na een welkomstwoord, voorstellen en een introductie, vraagt hij wat men verstaat onder het begrip ‘synchroniciteit’. De antwoorden gaan grotendeels aan hem voorbij. Hij functioneert op de automatische piloot. En gek genoeg is hij zich dit bewust. Hij observeert zijn gevoel. Een filmpje draait steeds voor zijn ogen af, de wind, de fiets, de vrachtauto, de hoed, de jongeman. Waarom zit hij nu in deze groep? Wat moet ik hier mee?
In de pauze gaat Odaan naar buiten om frisse lucht te proeven en zijn benauwdheid te verdrijven. Nog steeds die frisse, stevige wind. Het helpt hem niet. Warrige gedachten blijven onophoudelijk komen. Ze houden hem in zijn greep. Hij draait zich om, om naar binnen te gaan. Zijn oog valt op een groepje jongeren dat vrolijk staat te praten. Veel gebaren en gelach. Nog snel een app lezen of er een sturen. Elkaar plaatjes laten zien. Solat. Levendig en speels. Odaan’s ogen dwalen tot over het plein. Een groepje jongeren in de verte waaiert op de fiets voorbij, tegelijkertijd draait om de hoek een uitvaartstoet de straat in. Hij lijkt nu weg te zweven.
Hij ziet zijn zoontje lachend op de fiets. De zwarte auto’s rijden ondertussen voorbij. Het groepje jongeren fietst door. Nu is zijn zoontje nergens meer te zien. In een waas komen beelden en gevoelens terug. Achttien jaar geleden stierf hij. Hij was elf toen zij afscheid namen. Op een heftige manier. Beelden blijven komen. Hij zucht diep, vermant zich en stapt naar binnen.
De workshopgroep zit inmiddels te wachten. Vreemd aangedaan zet hij de cursisten aan het werk. Met de opdracht om ervaringen uit te wisselen en op zoek te gaan naar signalen die betekenisvol zijn voor het onderwerp synchroniciteit. Signalen in de omgeving, in het materiaal dat hier en daar ligt, in de bibliotheek, de tijdschriften en kranten op de leestafel.
Zijn lichaam voelt zwaar aan. Het lijkt verankerd aan zijn stoel. Hij staart naar buiten. Als de deelnemers terugkomen vraagt hij zich af hoe lang hij zo gezeten heeft. Waarschijnlijk het hele uur dat hij hen voor de opdracht heeft gegeven. De verhalen volgen. Twee personen die elkaar bellen, op het zelfde moment, zonder afspraak vooraf. Een ontmoeting met een oude vriendin ergens in een ver vakantieoord; juist die vriendin die je niet zo lang geleden van plan was weer eens te bellen. De gelijktijdige aankondiging in een krant in de VS en in een wetenschappelijk tijdschrift van een uitvinding. Twee verschillende wetenschappers in verschillende delen van de wereld. Het levert een levendige discussie. Ineens staat Solat op, hij schraapt zijn keel en leest een gedicht voor. Solat eindigt met ‘dit wilde ik zeggen’ en gaat weer zitten.
Er valt een doodse stilte. Die stilte duurt niet een minuut maar een eeuwigheid. Dan gaat Odaan recht op zitten. ‘Ik ken dit gedicht, van Driek van Wissen over de leraar en het mooiste meisje in de klas. Grappig dat je op deze manier naar mij kijkt, maar wat is voor jou de synchroniciteit hierin, Solat?’ Met een rood aangelopen gezicht bekent deze dat de les hem geen energie geeft. Het is saai: “U bent er helemaal niet bij! Ik las net dit gedicht in een boekje in de bibliotheek. Ik vond dit eigenlijk wel toepasselijk als het om synchroniciteit gaat. Maar eerlijk gezegd is dat meer een gevoel dan dat ik precies kan aangeven wat het nou echt te betekenen heeft.”
Odaan gaat staan. Hij kijkt rond. Dan begint hij, wat aarzelend: “We zitten allemaal vast in ons eigen verhaal. Het verhaal dat we onszelf vertellen over het verleden. Over wie we zijn, waarom we handelen zoals we doen. Het verhaal dat we anderen vertellen. En we geloven in dit verhaal. Omdat het ons helpt betekenis te geven aan ons handelen. Maar naarmate we meer geloven in dit verhaal, des te meer signalen we oppakken die het bevestigen. Daarmee wordt het sterker en bepaalt het onze geschiedenis. Wat we vaak niet beseffen is dat dit verhaal uit noodzaak is geboren. Ooit, om onszelf te ondersteunen. Bijvoorbeeld om liefde of erkenning te krijgen. Of om te vechten tegen pijn en eenzaamheid”.
Hij ademt diep en vervolgt, nu zekerder en zachter. “Maar jaren later blijkt je verhaal niet helemaal te kloppen. Je probeert de verhaallijn nog vast te houden. Maar je merkt hoe geforceerd je bezig bent. En dan…” Hij wacht even. “Dan komt de synchroniciteit om de hoek kijken. Als spiegel voor je verhaal. Hij brengt je symbolen en gebeurtenissen die inbreken op jouw verhaal’. Hij zucht: “Als je er voor open staat”.
Voor het eerst sinds jaren voelt hij een traan op zijn wang. Hij voelt emotie die hij was vergeten, probeerde te vergeten, had weggestopt. Hij laat de traan de traan. “Ik voel pijn en verdriet over vanochtend. Ik zie hoe ik met jullie aan de slag ging. Zonder levendigheid. En ik zie hoe dat doorwerkt op jullie gedrag. Ik merk hoe mij dat weer beïnvloedt. En zo houden we elkaar in de greep zonder bewust te zijn, of te worden, van wat er speelt. Zo lopen we ons verhaal. Tot waar het uit de bocht slingert’. Hij stopt een kort moment en vervolgt: ‘Mijn verhaal slingerde uit de bocht. Daar waar synchroniciteit mij de vitaliteit van Solat spiegelde. Vitaliteit als contrast met mijn verdorring en mijn verstard verdriet. Vervolgens komt Solat met een gedicht en spreekt symbolisch uit wat hij ervaart, wat hij voelt, zonder nog precies te weten wat het in het hier en nu te betekenen heeft’.
Nu trekt hij een stoel naar zich toe en steunt op de leuning. Hij aarzelt even welke richting hij in zal slaan. Hij parafraseert: ‘Ach, hij vergat hoe hij verdorde…..’ Nu voelt hij vitaliteit opwellen, zijn ogen beginnen te flonkeren. “Voor mij is de synchroniciteit dat ik vitaliteit en levendigheid zag op het fietspad en in de pauze. Ik zag ook hoe die van mij gevraagd werd. Maar ik kon hem niet geven. En vooral zag ik hoe dit mijn eigen levensverhaal raakte, op het juiste moment. Laten we maar eens zien hoe dat vandaag doorwerkt in ons werken.”
Hij kijkt heel even naar buiten en ziet een jongetje in de wind fietsen, slingerend over het pad.
Gerry Verbeek zegt
“There is a crack in everything, that’s how the light gets in”: ” Leonard Cohen’s “
Dankuwel voor dit prachtig verhaal in een verhaal in een verhaal …
Gerry