(Elfde van twaalf dwaalteksten over geestelijke armoede.)
In de Bergrede roemt Jezus kwaliteiten als zachtmoedigheid, barmhartigheid, reinheid van hart, vreedzaamheid en gerechtigheid.
Voor de meeste mensen zijn dat deugden, waarden of idealen om na te streven. Voor mij zijn het bijverschijnselen van een radicaal niet-weten, zoals ik eerder al aangaf.
Juist waar het fundament onder het denken compleet weggeslagen is, ontstaat een handelswijze die wel wat weg heeft van de moraal die mensen zichzelf en elkaar al sinds mensenheugenis proberen op te leggen.
Zonder dwang, zonder tucht, zonder biecht, zonder geloften, zonder geboden, zonder stenen tafelen, zonder stenigen, zonder inquisitie.
Voorbij goed en kwaad, voorbij juist en onjuist, voorbij heilig en zondig, voorbij recht en plicht, voorbij rechtzinnig en vrijzinnig, voorbij beloning en straf, voorbij hemel en hel.
Zalig zijn de armen van geest, hun moraal is geen verhaal.
De moraal van de armen van geest is niet in regels te vangen, ook niet in een regel die alle regels verbiedt, want regels behoren tot het domein van het weten, de wetten, het streven, het hebben, het heersen.
De moraal van niet-weten is een moraal zonder mores. Een lege moraal, of zeg maar gerust dé lege moraal, Ø, want waarin zou de ene lege moraal moeten verschillen van de andere?
Zalig zijn de armen van geest, hun verhaal heeft geen moraal.
De arme van geest is naar de maat van zijn geestelijke armoede overwegend, maar nooit principieel, zachtmoedig, barmhartig, rein van hart, vreedzaam en gerechtig.
Zijn ethiek is emergent, ze blijft hem onbekend. Ze is de zijne niet, gaat buiten hem om, net als hijzelf, net als het leven dat hij leeft terwijl het hem leeft. Hij heeft er geen omkijken naar, en als hij toch eens omkijkt, ziet hij – niets.
De ethiek van de arme van geest is niet verankerd in zijn wijsheid, die hij is kwijtgeraakt, niet in zijn god, die hem vreemd is, niet in zijn leer, die leeg is.
Vandaar dat de arme van geest niemand tot voorbeeld kan zijn, wat mensen er niet van weerhoudt het toch te proberen.
Vandaar ook dat de arme van geest niet op zijn principes aangesproken kan worden, wat mensen er niet van weerhoudt het toch te proberen.
Ook zichzelf kan hij niet op zijn principes aanspreken, zoals hij steeds opnieuw ontdekt.
Zalig zijn de armen van geest, ze hebben geen principes.
Ze hebben geen principes, ook niet tegen principes, dus pas maar op. Met die armen van geest weet je het maar nooit.
