(Zesde van twaalf dwaalteksten over geestelijke armoede.)
Waarvoor staat ‘geest’ in ‘de armen van geest’? Geen idee. We zouden het Jezus kunnen vragen als Hij terugkomt, áls Hij terugkomt, vraag niet wanneer, nadat Zijn identiteit onomstotelijk is vastgesteld, vraag niet hoe.
Dat kan nog even duren, want de vele Jezussen die zich sinds de eerste hebben aangediend (als Jezus van Nazareth al de eerste was) zijn zonder uitzondering te licht bevonden of niet eens gewogen.
Misschien terecht, maar misschien zat er wel een echte Jezus tussen, of verscheidene. Wie weet waren ze allemaal wel echt, heeft Gods zoon eeuw in eeuw uit geprobeerd terug te keren, soms met meerdere of vele incarnaties tegelijk, in tempels en bordelen, op marktplaatsen en in gekkenhuizen, op kruizen en begraafplaatsen. En niemand die Hem geloofde, behalve Hijzelf, misschien.
Mocht het zo gegaan zijn en nog steeds gaan, dan hoop ik dat Jezus moed put uit de armen van geest, die Hem weliswaar niet herkennen, maar ook niet verloochenen:
Zalig zijn de armen van geest, ze erkennen of ontkennen niemand.
Heeft Jezus de moed verloren en komt hij nooit meer terug, dan kunnen we nog altijd Zijn geschriften raadplegen. Want iedereen mag er dan van overtuigd zijn dat Jezus Christus net als Gautama Boeddha zelf nooit iets geschreven heeft, niemand kan uitsluiten dat er werken van Zijn hand bestaan die nog niet zijn ontdekt of waarvan de ontdekking nooit bekend is gemaakt.
Of misschien zijn ze alleen in beperkte kring bekend geweest en met succes geheim gehouden, of in de vergetelheid geraakt. Of ze zijn buiten mijn of jouw beperkte gezichtsveld gebleven, wat heus niet zo moeilijk is, zeg nou zelf.
Of misschien worden we allen onzichtbaar geleid door de hand van God en zijn alle woorden de Zijne, zelfs de mijne:
Zalig zijn de armen van geest, voor hen is niets ondenkbaar.
In plaats van de geschriften van Jezus zelf kunnen we de geschriften raadplegen van mensen die óver Jezus geschreven hebben toen Hij nog leefde (waarschijnlijk niemand) of daarna (alle anderen).
De Bergrede uit het Evangelie volgens Mattheüs is zo’n post-mortembron, maar daarin blijven de begrippen ‘arm’ en ‘geest’ en ‘arm van geest’ onverklaard, dat zal je net zien.
Ook beschikken we over de Veldrede in het Evangelie naar Lucas: een andere rede van Jezus, gehouden in een weiland, of een afwijkende overlevering van de Bergrede, of een rede van Lucas zelf, of van diens spookschrijver, of van de spookschrijver daar weer van, natuurlijk uit naam van Jezus. Er zijn nogal wat verschillen tussen beide redes en er zijn nogal wat overeenkomsten, maar niet het woord ‘geest’, dat zal je net zien:
En Hij, Zijn ogen opslaande over Zijn discipelen, zeide: Zalig zijt gij, armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. (Lukas 6:20)
Dus wat zeide Jezus nu, en waar, op de berg of in het veld of beide, ‘zalig zijt gij, armen’, of ‘zalig zijn de armen van geest’, en wat bedoelde Hij daar toch mee? We weten het niet, ik tenminste niet, we verzinnen maar wat, ik tenminste wel, jij?
Tot de wederkomst van Jezus zijn gelovigen aangewezen op vertalers, hertalers, apologeten, exegeten, interpreten, filosofen, filologen, pedagogen, theologen en theocraten, en hele legioenen napraters uit heden en verleden.
Allemaal mensen, geen goden. Prijsgidsen die jou willen meenemen op hun Edentrips. Menners die daartoe iemand met de statuur van een hemelse ezelrijder, zonder scrupules voor hun karretje spannen. Moet dat nou, denk ik dan. Nee, natuurlijk niet:
Zalig zijn de armen van geest, ze spannen niemand voor hun karretje.
En waarom spannen de armen van geest niemand voor hun karretje? Omdat ze geen karretje hebben. En waarom hebben ze geen karretje?
Zalig zijn de armen van geest, ze hoeven nergens heen.