Daruma is de Japanse naam voor Bodhidharma die de achtentwintigste Patriarch na Boeddha was. Hij wordt gezien als de grondlegger van het Chinese zenboeddhisme. Het is onduidelijk wanneer hij naar China kwam, maar algemeen wordt aangenomen dat hij omstreeks 520 na Christus per schip in China kwam arriveerde.
Tijdens zijn leven heeft Daruma niet echt veel aanhang of bekendheid gehad. Wel bestaan er veel legendes over hem. Tijdens zijn reis door China ontbood keizer Wu-ti die een vurig aanhanger van het boeddhisme was, Daruma aan zijn hof. Deze vroeg hem wat zijn verdienste waren voor het bouwen van de vele kloosters, en zijn ondersteuning van het boeddhisme. De keizer was geschokt toen Daruma hem antwoordde: ‘Helemaal niets, oneindige leegte’. Daruma zag dat de keizer niets begreep van wat hij zei en stak volgens de legende op een hol riet de Yangtse Kiang over. Daruma trok vervolgens verder naar Noord-China en vestigde zich in een grot in de buurt van de Shorintempel (Chinees Shaolin tempel) op de berg Su-zan.
Negen jaar lang zat hij in meditatie met zijn gezicht naar de muur. Omdat hij tijdens zijn meditatie voortdurend in slaap viel sneed hij uit woede zijn oogleden af en wierp ze weg. Op de plaats waar zijn oogleden neer kwamen groeiden spontaan twee theestruiken op. Toen hij op een dag zijn bedelnap gevuld met water in de schaduw van de theestruik zette, vielen daar wat bladeren in. Omdat een boeddhist niets wil verspillen dronk Daruma het water op en bleef tot zijn verbazing wakker tijdens zijn meditatie. Zo wordt Daruma onder andere tot uitvinder van de thee bestempeld.
Op een dag komt Hui-k’e, een Chinese geleerde, naar Daruma, die klaagt dat hij maar geen innerlijke vrede kan vinden, en vraagt hem hoe die te verkrijgen. Drie dagen lang staat Hui-k’e buiten de grot in de sneeuw op een antwoord te wachten. Uiteindelijk stuurt Daruma hem weg met de boodschap dat het verkrijgen van innerlijke vrede een lange harde training is, en niets is voor hoogmoedige angsthazen. In vertwijfeling hakt hij zijn linker hand af en bied deze aan Daruma aan. Overtuigt van zijn vastberadenheid neemt Daruma hem als leerling aan. Tegen het einde van zijn leven, zo als in de lijn van traditie, vertrouwde Daruma zijn mantel en bedelnap aan Hui-k’e toe, en was hiermee de negenentwintigste patriarch. Na zijn dood werd Daruma bij de Tinglintempel op de berenoorberg begraven.
Drie jaar later vertelt een hoge ambtenaar dat hij Daruma ontmoette, zwervend in de bergen van Midden-China. Daruma vertelde dat hij terug ging naar India; als enige bagage had hij een stok over zijn schouder waar een sandaal aan hing. Dit verhaal maakte de monniken van de Tinglintempel zeer nieuwsgierig en uiteindelijk besluiten zij z’n graftombe te openen, waar ze slechts een enkele sandaal vonden.