Toen ik negenentwintig jaar geleden voor de tweede keer naar het klooster Bukkoku-Ji in Japan ging heb ik een dagboekje bijgehouden. Het is geen dagboekje dat bedoeld was voor publicatie. Intimi die ik het boekje liet lezen wilden er graag een kopie van hebben, wat uiteindelijk heeft geresulteerd dat het nu op het Wereldwijde Web van Verwarring staat. Privézaken heb ik buiten deze publicatie gehouden. Soms schreef ik maar één enkele zin, het is in een soort stenostijl geschreven en is uiteraard behoorlijk gedateerd.
Ik weet niks meer. Ik begrijp niks meer. Ik heb te veel gegeten. Ik ben niet gek, geloof ik.
Ik moet om alles lachen, en misschien morgen weer huilen.
Er gebeurt hier van alles niks.
Als je een plan maakt komt er niks van terecht.
Het zou mij niets verbazen als we morgen verplicht naar de bioscoop of naar de kroeg gaan.
Wat voor onzin zal ik nu weer eens opschrijven.
Ik voel mij balorig en mijn kamergenoot Kimoera-San probeert mij met zijn gasaansteker dood te schieten, maar dat lukt niet want zijn gas is op.
Ik wil best opschrijven wat hier gebeurt, of wat er met mij gebeurt.
Maar hoe moet ik het in godsnaam weergeven, ik kan bijvoorbeeld schrijven dat alles leuk is, ook dat wat niet leuk is.
Ik heb vanmiddag twee uur lang met emmers stront lopen sjouwen, de beerput moest geleegd worden, en ik vond het jammer dat het afgelopen was.
Maar ja, toen was er weer thee drinken en dat is ook leuk. En als er niks te doen is dan ga je naar de zendo, kijken of je tot etenstijd in de volle lotus kunt blijven zitten. Dan denk je bij je zelf: ‘zie je wel ouwe opjutter van een Roshi-Sama, ik zal je eens een poepie laten ruiken’. Het sutra’s zingen dat gaat ook al zo lekker.
Nu, het is bijna 18.20 uur, de avondmeditatie begint zo. Ik zal wel weer een leuk stukkie schrijven als ik mij rot voel.
Over twee dagen begint de sesshin, ik maak mij er nu al druk over een week lang niet praten, elkaar niet aankijken en proberen het gat te vinden waar je doorheen moet.
Tijdens de sesshin is de Roshi de enige persoon tot wie men zich in een noodgeval zou kunnen richten.
De enige plek waar gewerkt wordt de keuken, en zelfs daar is het meeste werk al voorbereid.
31-3-87
Vandaag zei Roshi-Sama tijdens dokusan dat ik nooit iets zeg. Wist ik veel dat je moest zeggen hoe je heet en wat voor meditatie je doet!
Er is nu en vorig jaar nooit iemand geweest die mij dat verteld heeft, ik dacht altijd dat hij je wat zou vertellen, nu blijkt het een heel ceremonieel gedoe te zijn.
Ik kom er zo langzamerhand achter dat de cultuur en de taal toch een grotere barrière zijn dan ik in eerste instantie dacht. Uit angst voor gezichtsverlies vertellen ze je alleen het hoogst noodzakelijke. Voor de rest moet je het maar zelf uitvogelen.
Tom, een Pool, heeft om zijn monnikswijding gevraagd. En Phil vertelde mij dat Roshi-Sama hiermee ingestemd heeft. Nou, het lijkt mij nogal onwaarschijnlijk, hij zou dan de eerste buitenlandse monnik worden.
Morgen begint er weer een sesshin. Ik zal wel zien wat er gebeurt.
Ik vind dat ik in een uitzonderingspositie verkeer. Het lijkt of iedereen de pest aan mij heeft. Maar weg krijgen doen ze mij hier niet. Ze zullen het met mij moeten doen. Trouwens, de meesten vind ik ook arrogante, over het paard getilde oenen.
Ik heb als enige van plaats moeten veranderen in de zendo, ik zit nu naast Nagaoka-San.
De bel voor Banka (avondceremonie) gaat, ik moet weg.