Chef trof de man die hij al meerdere malen had ontmoet op straat buiten de hal van de Kloosterbunker. Vorige week ontmoette hij de man ook, jij speelt toch gitaar, zei deze toen. Chef ontkende dat, maar de man geloofde hem niet. De man vertelde dat hij een huis vol gitaren had maar geen snaar kon beroeren, geen noot kon lezen. Hij zocht een langzame leraar, Chef had ooit verteld dat hij gitaar speelde, zei de man.
Vandaag ging het over roken. De man rolde een shaggie met tabak uit een buidel en in een vloeitje van Mascotte. Chef moest aan zijn vader denken die dat ook deed. Als kind werd hij er op uit gestuurd om een pakje zware shag van de Weduwe voor zijn vader te kopen. Enkele malen per week. Rook jij ook, vroeg de man aan Chef. Chef zei in zijn pubertijd twee pakjes sigaretten van tien stuks elk- Runner en Silky gerookt te hebben. Wanneer ben je er mee gestopt, vroeg de man. Na het tweede pakje, zei Chef, wat een gore troep. Jij speelt toch gitaar, vroeg de man.
Chef reed door Bunkerstad, langs de Rotte en zag hoe het water ondanks de stevige wind vrijwel rimpelloos was, maar wel donker. Chef zag hoe het water van de Maas donker en rimpelloos was. God, wat houdt hij van Bunkerstad. Hij zat op een bankje bij Dennis en at daar een van zijn broodjes. Dennis is zwart als roet en noemt elke blanke baas. Vanaf het bankje viel het Chef op dat er zo veel lange vrouwen en meiden langsliepen en fietsten. Hij zag ze later ook in de stad. Heel lang. Fietsend met een krat voorop het frame, met boodschappen en zo. De moeder van Chef was ooit zelf een meisje en reed op de fiets door de stad. Chef heeft haar alleen als moeder gekend. Zijn opa naar wie hij vernoemd is zou nu 127 jaar oud zijn geweest. Hij is niet echt dood omdat Chef hem gekend heeft en regelmatig over hem praat. Opa leerde Chef fietsen toen hij zes jaar oud was. Opa had van zes oude fietsen een nieuwe gemaakt en liep hard achter zijn fietsende kleinzoon aan tot het kleinkind harder ging dan opa, de wijde wereld in.
Chef is nu zelf in de winter van zijn leven. Hij heeft zes graven in eeuwigdurend beheer op een prachtige begraafplaats in Beekbergen, op de Veluwe. Drie ervan zijn gevuld met de resten van zijn Friese overgrootouders en zijn moeder Grietje. Zijn moeder vertelde vaak over haar grootouders, de overgrootouders van Chef. Er zijn weinig getuigen over die de overgrootouders gekend hebben. Zo gaat alles voorbij en sterven ook herinneringen uit. Is dat erg?
Chef is blij dat hij nog kan verhalen over dierbare familieleden. Straks, als de winter invalt en het sneeuwt en alles is bedekt en ook de voetsporen geëgaliseerd en de bomen kaal en de planten bevroren leven alleen de levenden nog. Dan is er alleen de toekomst en zijn zelfs de herinneringen dood. En de graven vol.