Missen we in het westerse boeddhisme niet node kloosters als vindplaats van verdieping? Schrompelt onze meditatiepraktijk niet ineen tot een slap aftreksel van wat deze zou kunnen zijn wanneer we de historische bronnen zouden volgen?
Van Nagarjuna is de stelling dat leegte gelijk is aan voorwaardelijk ontstaan.
In zijn boek Mulamadhyamikakarika schrijft hij: “Wat door voorwaarden verbonden is, dat heet leegte.” Dit, staat in het vervolg van het vers, is het “centrale pad” (hoofdstuk 24, vers 18).
Nagarjuna bedoelde niet echt dat leegte en voorwaardelijk bestaan gelijk aan elkaar waren. Leegte was voor hem leidend, voorwaardelijk ontstaan ondergeschikt.
Het is een van die voorbeelden die laten zien dat Mahayana niet altijd aardig is geweest voor het vroege boeddhisme. De leerredes die Gautama Boeddha tijdens zijn leven hield, lezen we in de Lotus Sutra, waren slechts een ‘vaardig middel’. Zijn publiek was nog niet ontwikkeld genoeg om van de ware leer kennis te nemen.
Abhidharma
Tot op de dag van vandaag kom je boeddhisten tegen voor wie het Grote Voertuig als normatief geldt. Je hebt niet gewoon verschillende routes naar bevrijding, neen, de ene weg is meer dan de ander.
Een vraag die mij fascineert, is of je de stelling van Nagarjuna kunt omkeren. Kun je in de leegte ook op zoek naar de voorwaarden die als constituerende factoren jouw ervaring mogelijk maken? Op grond van mijn ervaring durf ik voorzichtig te zeggen: ja, dat kan.
Voorwaardelijk ontstaan is geen eenvoudig begrip. Ik heb er lang op gestudeerd en gemediteerd. De abhidharma is taaie kost. Op een goede dag, geheel onverwacht en ongevraagd, diende het inzicht zich – plop! – zo maar aan. Ik was allang weer met andere dingen bezig en misschien daarom wel gebeurde het.
Interdependentie
Het is niet slecht om iets te begrijpen van het idee van voorwaardelijk ontstaan in het vroege boeddhisme. In de loop van de geschiedenis heeft het een hele betekenisevolutie ondergaan. Tegenwoordig wordt het vaak opgevat als interdependentie. Samsara is nirvana (ook van Nagarjuna) in een werkelijkheid waarin alles met alles verbonden is in een web van onderlinge afhankelijkheid.
In het vroege boeddhisme was samsara echter samsara, de bron van lijden waarvan je je moet losmaken omdat voorwaardelijk ontstaan je ervaring ‘vervuilt’ met hindernissen en vormen van hechting. Gautama Boeddha kende Nagarjuna’s leegte ook niet; leeg had voor hem de praktische betekenis van ervaring die gezuiverd was van verstorende invloeden. Van een speculatief begrip als leegte hield de Boeddha zich juist verre.
De Amerikaanse Theravada-boeddhist Bhikkhu Bodhi, altijd scherp van de tongriem en strijdlustig, trekt een dikke streep tussen het vroege boeddhisme en de spirituele bewegingen die zich op nondualiteit baseren, zoals volgens hem Mahayana. Hybride constructies en pogingen tot synthese zijn in zijn visie tot falen gedoemd.
Berouw
Misschien is dat zo, misschien ook niet. Ik ben niet iemand van doctrines, maar van ervaring, iemand met een hoge tolerantiegraad voor ogenschijnlijke tegenstrijdigheden. Het zou me een lief ding waard zijn wanneer mensen van voldoende goede wil en met een ruim bemeten geest elkaar over zelf geschapen scheidslijnen de hand zouden reiken.
Als de een (bijvoorbeeld Mahayana) begint met het uiten van berouw over de hoogmoed van de eigen opstelling door de tijd heen, dan zullen er andere schapen over de dam volgen. Dat klaart de lucht voor oprechte, openhartige uitwisseling.
Buiten het beeld van doctrinair in zichzelf gekeerde kampen is er een levende praktijk van ik weet niet hoeveel vormen van boeddhistische beoefening, meer dan een mens kan tellen. Het Boeddha-ideaal van mensen die zich door het vroege boeddhisme laten inspireren, is analytisch, pragmatisch en monastiek. Het Boeddha-ideaal van mensen die behoren tot de vele Mahayana-tradities is mystiek, kosmisch en gericht op de lekenwerkelijkheid. Ik noem maar enkele karakteristieken om een discussie op gang te brengen.
Kloosters
Allemaal staan we bloot aan een tijd die een premie stelt op snelheid en versimpeling. Als je je daardoor laat leiden, dan stel je jezelf niet in staat om kennis te nemen van de diepte van de beoefening door de eeuwen heen.
Missen we in het westerse boeddhisme niet node kloosters als vindplaats van verdieping? Schrompelt onze meditatiepraktijk niet ineen tot een slap aftreksel van wat deze zou kunnen zijn wanneer we de historische bronnen zouden volgen? Wat verzet zich er eigenlijk tegen om te experimenteren met ‘analytische’ en ‘mystieke’ meditatiemethodes door elkaar heen?
Misschien wel de grootste uitdaging van onze tijd is een perspectief te ontwikkelen, een kader waarbinnen we boeddhisme van verschillende tradities in staat stellen tot een creatieve, dynamische interactie. Mogelijk meer dan in enige andere periode in de geschiedenis hebben we hier de bronnen voor beschikbaar. Als individuele boeddhist kun je ‘shoppen’, maar wordt duurzame uitwisseling in voldoende mate bevorderd door de instituties? Het antwoord luidt: neen.
Integratieve visie
In een eerder artikel heb ik geschreven over de vrijwel de enige universele boeddhist die ik ken, Thich Nhat Hanh. In zijn geschriften en leerredes over de wereld put hij met een vrijheid en een gemak uit alle hoeken en gaten van het vroegere en latere boeddhisme (en van de westerse filosofie).
Ja, hij zet zijn eigen accenten en ja, je kunt je afvragen hoe houdbaar zijn integratieve visie op onderdelen is. Maar hij vertegenwoordigt ondertussen wel zo’n integratieve visie en is daarmee naar mijn idee een rolmodel waarvan we er meer zouden kunnen gebruiken.
Ik ga door met mijn experimenteren om Nagarjuna om te keren. Niet voor niets zegt de Boeddha in de Pali Canon toch dat wie het voorwaardelijk ontstaan kent, de Dharma verstaat?