In een bad van groot toevertrouwen
schildert een hand een heerlijk moment
Bij Malevich in het Stedelijk Museum
In een blik van intens aanvaarden
toont zich, stralend, een oprecht gelach.
Amida kijkt als hoog bejaarde
waar op straat hij oversteken mag.
Een flauwe lijn omsluit contouren
van een arm die kleurt in okergeel.
Een kar vlekt, tussen rode boeren
met juten zakken, door het toneel.
De felle kleuren blazen, machtig,
vormen op het doek en vervullen
wat in een werklijkheid, zo jachtig,
‘t penseel niet verder kan onthullen.
‘k Zie de grijsaard, zijn tred souverein,
al is het negentienhonderd tien,
ontijdelijk ongeboren zijn,
‘t decor van licht nauwelijks gezien.
In een bad van groot toevertrouwen
schildert een hand een heerlijk moment.
In het nu dit schoons te aanschouwen:
het mysterie opnieuw onderkend.
Sjoerd zegt
Achter de verf
schuilt de leegte
witte onschuld
in kleur gehuld.
Als het penseel
de leegte raakt
klinkt ’t niets
als muziek
in de oren.
Na lang wachten
rest het witte
lege vlak
alle beelden
zijn verdwenen.
Wat blijft komen
zijn de kijkers
zij schilderen
hun beelden
met de verf
die achterbleef.
Zij menen dat
de schilder
hen zo
liet bestaan.
Jules Prast zegt
En zachtjes murmelt zich de nembutsu.
Hoor! Amida roept…