Nederlanders beperken zich bij hun klimaatvriendelijke acties vrijwel volledig tot hun rol als consument: biologisch eten kopen, water besparen en vaker met de trein. Anderen rollen, bijvoorbeeld die van actief burger, staan nauwelijks op het netvlies, terwijl het rendement ervan vaak groter is. Dat is een van de belangrijkste uitkomsten van het mede door de Turing Foundation ondersteunde onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) naar klimaatvriendelijke gedragsverandering.
Zo’n 95 procent van klimaatvriendelijke gedragingen die door 1124 ondervraagden – opgedeeld in vier inkomensgroepen – worden genoemd in het onderzoek, heeft betrekking op consumptiepatronen. Dat je als burger ook met stemgedrag invloed hebt, werknemer bent die zijn baas kan overtuigen om het leasepark te elektrificeren en als verenigingslid je voetbalclub duurzaam kunt maken zit nauwelijks in het bewustzijn. ‘De impact van dergelijke rollen is veelal beduidend groter dan een water besparen of afval scheiden’, zegt hoofdonderzoeker en gedragswetenschapper Reint Jan Renes.
Gewoontes aanpassen
Het gedragsonderzoek van de HvA, dat deels synchroon loopt met de ontwerpwedstrijd Posters for the Planet van de Turing Foundation, is bedoeld om meer inzicht te krijgen in welke kennis en triggers mensen helpen om hun klimaatbelastende gewoontes aan te passen. Het onderzoekt bevestigt het beeld dat drie op de vier Nederlanders bezorgd is over het klimaat maar worstelt met de vraag hoe ze kunnen bijdragen. De ondervraagden, die zijn opgedeeld in vier inkomensgroepen, hebben lang niet altijd de juiste perceptie van het effect van hun gedrag. Zo hebben ze grote verwachtingen van afval scheiden en water besparen, terwijl die een veel lagere impactscore hebben dan bijvoorbeeld kleiner wonen. Dat wordt door ondervraagden zelden genoemd als iets waarover ze nadenken in relatie tot het klimaat.
De onderzoekers zien ook het verschijnsel solution aversion terug in dit onderzoek. Dit is het fenomeen dat verschillende inkomensgroepen oplossingen vooral zien in gedragingen die verder weg liggen van hun eigen levenspatroon. Van de 61 procent die voor minder vliegen is, komen veel voorstanders uit de lage inkomensgroepen die zelf weinig vliegen (54 procent van de Nederlanders vliegt bijna nooit). Hogere inkomens vliegen juist veel en hebben weinig zin dat op te geven. Deze groep schat daarentegen het effect van elektrisch rijden heel hoog in, maar hebben ook de financiële armslag om dat te betalen.
Fossiele brandstoffen
Voor alle inkomensgroepen geldt dat er weinig animo is voor minder vlees eten (78 procent eet minstens drie keer per week vlees). Dit onderstreept dat mensen moeite hebben om verworvenheden op vrijwillige basis in te leveren, iets dat ook uit eerdere onderzoeken blijkt. De onderzoekers waren wel verrast door de bijval in het onderzoek voor niet-vrijwillige gedragsverandering bij fossiele brandstoffen. Een meerderheid steunt het idee dat de overheid regels stelt voor afname van fossiel gebruik. Ook een limiet op het aantal vliegreizen is voor een aanzienlijke groep bespreekbaar.
De onderzoekers wijzen op een ander scheef beeld bij de ondervraagden als het gaat om wie de sleutel voor de oplossing in handen hebben. De respondenten wijzen eerst naar de overheid (43 procent) en het bedrijfsleven (39 procent). De burger bungelt onderaan (18 procent). Maar gespiegeld aan het Bruto Binnenlands Product (BBP) is de consument met een aandeel van 60 procent in het BBP juist de partij met de meeste slagkracht. Ook op die manier onderschat de burger zijn mogelijkheden. Door niet als individuele consument te denken, maar als collectief, kan een flinke vuist worden gemaakt, bijvoorbeeld tegen milieuonvriendelijke bedrijven – het zogenoemde ‘stemmen met je portemonnee’. Dergelijke consumentenacties zijn een relatief effectieve manier om ondernemingen in beweging te krijgen.
Dat Nederlanders hun vermogen om impact te maken onderschatten en hun rol beperken tot die van consument, is niet nieuw, maar de omvang van 95 procent wel. ‘Dat zo’n grote groep een smalle bril op zet, daar keken we van op’, zegt gedragswetenschapper Renes.