Het begrip ‘anitiha’—’van horen zeggen’—verschijnt op verschillende plaatsen in de Pali-canon.
‘Van horen zeggen’ was de traditionele manier van doorgeven van vedische kennis door de brahmaanse priesterklasse.
Anitiha staat diametraal tegenover de manier van overdracht van de Boeddha.
De Boeddha zei: ‘Wat ik predik spruit niet voort uit traditie; komt niet van ‘horen zeggen’. Al wat ik vertel heb ik zélf experiëntieel ervaren.’
De Boeddha had geen hoge pet op van mensen die uitsluitend geloofden wat anderen zegden. Blind ‘geloven’ wat anderen zeggen noemde hij dwaasheid. En voor hen die énkel zijn woorden beluisterden zonder de betekenis te begrijpen gebruikte hij het woord padaparama.
Een padaparama (P.) is een praatjesmaker. Letterlijk: ‘iemand voor wie woorden het hoogst haalbare zijn’. Een persoon die énkel de woorden hoort of leest, zonder ze te begrijpen. Iemand die, ondanks het feit dat hij veel heeft gehoord, veel kennis heeft verworven en tentoonspreidt, niet tot wijsheid is gekomen. Daarentegen prees hij in diverse leerredes diegenen die zélf achter de waarheid van de feiten aangingen.
De Boeddha raadde iedereen aan om ‘zelf te kijken’. Aandachtig te kijken. Hij benadrukte in meerdere sutta’s dat de beoefenaar niet het woord van een leraar of een overgeleverde tekst tot waarheid moet nemen, maar zijn eigen innerlijke en uiterlijke wereld aandachtig moet observeren om te zien wat wáár is.
Siebe zegt
Ja, oké, maar experiëntieel ervaren is ook niet per se betrouwbaar en levert ook niet per se betrouwbare kennis op. De claim dat je dan de zaken ziet zoals ze echt zijn is nogal wat. Je ziet ze zoals ze echt zijn vanuit dat perspectief.