Toen ik nog een klein jongetje was was er ook al de wisseling van het jaar: Oud en nieuw. Mijn vader bakte op de laatste dag van het jaar oliebollen en appelbeignets, mijn moeder had wat drank bij de slijter ingekocht (normaal gesproken was er geen alcohol in huis) mijn grootouders vierden de wisseling mee. Er was nog geen tv, alleen radio, met oud- en nieuw programma’s. En muziek.
Mijn broertje en zusje en ik mochten ’s avonds niet opblijven maar zouden eind van de avond door mijn moeder gewekt worden om de wisseling vanachter een raam mee te maken. Mensen gingen dan de straat op om elkaar gelukkig nieuwjaar te wensen. De schepen in de Rotterdamse havens produceerden een monotoon geluid.
Mijn moeder vertelde die dag haar kinderen dat het oude jaar (de vermoeide grijsaard met een lange baard) opgevolgd zou worden door een baby, kakelvers en verlangend en meebouwend aan een toekomst in het nieuwe jaar. Wij geloofden haar. Liet ze ons ook niet tijdens wandelingen in het Kralingse Bos de voetafdrukken van kabouters op de zandpaden zien (die achteraf) verdacht veel leken op de afdruk van een stok die ze altijd bezig had tijdens wandelingen).
Ik ben nu zelf een grijsaard (zonder baard) en niemand lijkt mij op te volgen na de wisseling. Om aan een toekomst in de wereld te bouwen. Er zijn ook geen voetafdrukken van kabouters meer. Er zijn steeds minder paddenstoelen om op te zitten. Alleen de schepen loeien nog, van verre, buitenbeeld. Zo blijf ik hangen in oude patronen, angst, onzekerheid. Waarom zou je naar een nieuw jaar verlangen?
Moge iedereen gelukkig zijn, niemand uitgezonderd.
Vrede en alle goeds.
Moedig voorwaarts!