Ontstaan en vergaan (P. udayabbaya) is de natuur der dingen. In eerste instantie zal dit inzicht je ontgoochelen en ontnuchteren (P. nibbida). Maar tezelfdertijd doen inzien dat ziekte, ouderdom en dood niets is om je angstig over te maken. Nibbida zal je passieloos (P. viraga) maken. Je tot rust brengen (P. upasama) en je bestendige ‘worden’ uitdoven (P. nibbana).
Aan de dood hoef je dus niet méér aandacht toe te kennen dan aan de andere dingen van dit cyclische proces.
Observeer alle dingen met dezelfde penetrerende aandacht en aanvaarding. Oefen. Beoefen. Bouw je praktijk systematisch op. Volhardend. Zie de permanente transformatie en mutatie van de dingen. Zie hun futiliteit. Hun vluchtige karakter. En aanvaardt dit proces gelijkmoedig.
Hecht je niet aan metafysische sprookjes. Zij wijzen niet naar bevrijding. Zij belemmeren slechts je inzicht. Het zijn ‘hindernissen’ (P. nivarana). Richt je blik op het ‘proces’. Zie hoe alles verandert maar niets verloren gaat. Ervaar het Ongeborene (P. ajata). En het Doodloze (P. amata).
Daarvoor moet je ‘slechts’ twee zaken ‘doen’: observeren én aanvaarden. Sati en upekkha. De combinatie van beiden is vipassana. Dit is: zien hoe de dingen wérkelijk zijn en dit inzicht gelijkmoedig accepteren.
Deze praktijk noemde de Boeddha in de Mahasatipatthana Sutta: ‘Een ongeëvenaarde weg (P. ekayana magga) die leidt tot zuivering van de wezens; tot het overstijgen van verdriet en zorgen; tot het beëindigen van dukkha en angst en tot het verkrijgen van de juiste methode voor het realiseren van nibbana.’
Door je praktijk op deze manier eenvoudig te houden én volhardend te beoefenen zal je dukkha begrijpen; de oorzaak van dukkha vernietigen; de beëindiging van dukkha realiseren en het pad dat leidt tot de beëindiging van dukkha cultiveren.