Zittend op mijn bankje open ik mijn ogen. Een passage van lichte en donkere wolken ontrolt zich met hier en daar bescheiden straaltjes zon. Dankbaarheid en opwinding maken zich van mij meester.
De dharma is een ongemeend spannend avontuur, heerlijk om te verkennen en in rond te dwalen. Soms pijnlijk en confronterend in het integreren in je leven maar dit weegt absoluut niet op tegen de emotionele positiviteit die het gevolg is van de dharma oprecht te beoefenen. De dharma – rijk geschakeerde visie van de Boeddha – laat zich niet zomaar vangen in een keurslijf. Laat zich ook niet vastzetten. Als je dit zou proberen word je ongetwijfeld tegenvoets genomen en ondersteboven geworpen. Net als de slang die je bijt als je ze verkeerd vastneemt. En we worden regelmatig gebeten.
Die rijke schakering, die volheid, die meestal aan ons gewone brein ontsnapt, doet me altijd weer denken aan de vinger die wijst naar de maan.
Er is dus wel degelijk richting. Niet alles is zomaar goed, het is ook niet gelijk welke kant je uitgaat. Zucht van opluchting. De richting gaat naar de volle maan, de volheid, de volkomen vervulling van potentieel. Maar vanaf het uiteinde van de vinger is er nog zoveel ruimte voor creativiteit en mogelijkheid – richting volle maan.
Ik denk echter dat we soms te snel vergeten dat we toch eerst langs die vinger moeten passeren om van daaruit verder te gaan naar de maan. Dat we gemakshalve de vinger vergeten of er een paar vingers bij zetten of die ene vinger veel breder maken. Of we laten de vinger een klein beetje naast de maan wijzen volgens eigen voorkeur. Zijn we bang om onze opties te verengen? Maken we niet te snel de vergissing dat principes en richtlijnen heel vrijblijvend moeten zijn? Denken we niet te vaak dat een brede openheid net een voorwaarde is die ons naar de werkelijkheid zal brengen? Terwijl je evengoed kan zeggen dat ze bijdraagt aan verwarring. De ene keer ga ik naar rechts en loop daar wat rond, ik zie een brede opening op links en ga daar eens kijken, vervolgens kan ik weer wat meer naar het midden, dan weer ietsje naar links zij het niet zoveel als de vorige keer enzovoort, helpt me dit vooruit? Als ik de vinger volg, de duidelijke richtlijnen van de Boeddha om vrijheid te realiseren, dan volg ik een richting. Tot aan de volle maan en daar voorbij is er nog meer dan genoeg ruimte voor schakeringen. Geen sprake van een keurslijf. Wel sprake van scherp gestelde principes en houdingen zoals metta (maitri) waarover niet te onderhandelen valt. Ik vrees dat we soms te veel openhouden. Ik vrees dat we soms te bang zijn van traditie waarbij ik traditie bedoel die de vlam doorgeeft en niet de as vereert om Mahler te citeren.
Willen we echt de dharma oefenen? Als ik een stuk kip eet vanuit mijn eigen persoonlijke appetijt en goesting om kip te eten of vanuit een idee dat die kip toch niet echt een “zelf” heeft dan beoefen ik de Dharma niet. Dan ben ik bezig met mijn persoontje en met illusies. En zie ik de vinger niet meer. Of maak ik er iets anders van. Dharma is geen puzzelstukje die we naar eigen goeddunken kunnen gebruiken om ons leven wat op te smukken en naar onze hand te zetten. Geen hocus pocusje om mij beter te doen voelen. Een vinger die naar de maan wijst is niet zomaar openheid maar eerst richting en daarna creativiteit om die richting uit te gaan. Wat ik vooral wil zeggen is dat het niet vrijblijvend is en kan zijn. Als ik een levend wezen schade berokken door kwetsende taal of door iets af te nemen of door dat wezen in mijn bord terecht te laten komen zodat ik ervan kan genieten dan is de vinger en de maan veraf. En ik kan het nog rationaliseren op vele manieren maar de dharma is het niet. Wat een vinger en de maan kunnen teweegbrengen in een paar ogenblikken…