Deze tekst maakt deel uit van het in 2024 te verschijnen boek ‘Wiswerk; bevrijd menszijn’, van auteur Ad van Dun. Het boek bevat twee visualisatie-oefeningen waarvan dit fragment deel uitmaakt. Deze oefeningen illustreren en accentueren het belevingsaspect van menszijn. Meer informatie hierover is te vinden op https://dharmoebe.nl/visie/wiswerk-boek/
Ontmoeting
In deze vervulde toestand van algehele kloppendheid komt er een zachte, aangename slaperigheid over me heen die vervloeit tot een beginnende, doezelige droomstaat. Het voelt uitnodigend om hierin mee te gaan en me eraan over te geven.
In mijn ooghoeken neem ik nog net de vage contouren waar van een bakstenen muur; het zal een van de wanden in dit paviljoen zijn.
Mijn blik glijdt over de wand naar rechts waar ergens onderaan, dicht bij de vloer, een grote opening in zichtbaar wordt: een gapend, donker gat van ruim een meter doorsnede dat mijn interesse wekt omdat alles in deze harmonieuze omgeving zo vervullend en betekenisvol voelt.
Langzaam beweeg ik ernaartoe en voel, naarmate ik dichterbij kom, hoe het gat in de wand een toenemend krachtige zuiging produceert.
De werking ervan is zo sterk dat mijn lichaam vanzelf meeschuift richting de opening. Meteen is me duidelijk dat het niet de bedoeling is om hierin mee te gaan en dat dit enkel een zoveelste bedrieglijke manoeuvre van Mara zou opleveren.
Voordat ik word weggezogen zie ik kans mijn armen en benen wijd te spreiden zodat mijn lichaam de zuiging blokkeert via de randen van de opening. Met een stevige ruk linksom lukt het me om weg te rollen en op die manier vrij te komen van deze onverwachte toetsing.
Klaarwakker nu, leun ik ruggelings tegen de muur om even op adem te komen. Dan gaat links naast me zachtjes een deur open.
Er verschijnt een oud vrouwtje dat me vriendelijk aankijkt en vraagt: ‘Zou jij misschien kunnen helpen?’
‘Natuurlijk,’ zeg ik, ‘wat is het probleem?’
Zij kijkt me recht aan en zegt: ‘Je begrijpt het niet. Wat ik eigenlijk bedoel is: ben je in staat om iemand voorgoed te helpen?’
‘Oeps – in dat geval vrees ik dat het antwoord moet zijn: nauwelijks.’
‘Mm, we zullen zien.’
Daarop wijst zij achter zich naar de gang waar zij vandaan kwam.
‘Hier ligt een klooster met een grote, centrale hal waar zes “paramita-deuren” op uitkomen: drie aan de linkerzijde, twee aan de rechterzijde en een laatste aan het einde van de hal.
Er moet daar werk verricht worden, maar ik ben al wat ouder en word langzamerhand te zwak. Toen ik jou hier zag rondlummelen dacht ik: die kon wel eens wat nuttigs gebruiken.’
‘Ja, dat herken ik. Trouwens, die verslavende extase bij aankomst hier was ook niet alles.’
Het vrouwtje: ‘Over hulp gesproken: werd ook jij niet talloze malen geholpen in je leven? Hoe heeft dat toen kunnen gebeuren?’
‘Doordat ik me keer op keer gezien voelde door degene die mij hielp.’
Ze glimlacht en zegt: ‘Leer zien!’ – en weg is zij.