All at sea, John Craske
‘Hij [een vriend] vertelde hoe het is om weken achtereen op zee te zijn. Hij zei dat er iets verandert in je hoofd doordat jij en de boot waarop je je bevindt slechts een klein en onbeduidend stipje zijn te midden van de onmetelijke oceaan en dat je tegelijkertijd het gevoel hebt dat je alles bent wat er is, middelpunt van het universum, terwijl de zon overdag over je waakt en de sterren en maan tijdens de donkere uren om je heen bewegen.
Als er plotseling een mist opdoemt, een storm opsteekt of een ander gevaar op je afkomt, sta je direct oog in oog met je isolement en je machteloosheid. Dan moet je je overlevingsenergie koppelen aan overgave aan het huidige moment en aan wat het lot voor je in petto heeft. Een zeeman, aldus mijn vriend, leert hoe hij moet navigeren, maar in tijden van crises moet hij leren om alle regels los te laten, zodat hij kan vertrouwen op zijn eigen intuïtieve respons op de situatie.’*
Een onbeduidend stipje en tegelijkertijd middelpunt van het universum: de menselijke conditie in een notendop. Want we zijn niet meer dan een stipje. Kijk om je heen naar alle mensen die je ziet, niet ziet en nooit zult zien. Net als jij en ik allemaal nietige stipjes en onderdeel van de mensheid en het leven als geheel – wat meer is dan de mensheid.
Maar iedere individuele mens, ieder nietig stipje, is ook middelpunt van het universum. Vanuit dit middelpunt treedt hij de wereld tegemoet. Het middelpunt is niet statisch. Het is overal waar je je bevindt – en dus ook waar de ander zich bevindt.
Vanuit dit middelpunt, ons unieke standpunt, nemen wij waar. Door onze ogen kijkt niemand anders naar de wereld. Waarnemen en kijken doen we allemaal, daarin zijn we een nietig stipje. Middelpunt zijn we in ons individuele, unieke waarnemen. We zijn middelpunt (vanuit onszelf bezien) en onderdeel van de onmetelijkheid (vanuit de ander en het andere bezien) tegelijk.
Alleen wanneer we belang hechten aan ons eigen middelpunt-zijn, pinnen we het vast en verliezen we het zicht op de middelpuntigheid van de ander en de onmetelijkheid waarin de ander en het andere zich bevinden.
In wezen is er geen middelpunt maar scheppen wij er een door daar waar wij staan als een vuurtoren ons licht te laten schijnen op dat wat we kunnen overzien.