Vanmiddag had ik al een uur lang het gevoel dat ik werd gevolgd in de stad. Twee mannen in een blauwe auto van een Frans merk. Een van de mannen zat achterin, de ander achter het stuur, ik vermoedde de chauffeur. Af en toe stond ik met mijn auto naast de hunne, maar ze keken niet op of om. Toch hielden ze me in de gaten, dat voelde ik gewoon. Ik parkeerde op de Parkkade en ging wat foto’s voor de krant maken. Het archief moet nodig ververst worden.
De blauwe auto stopte naast me, het raampje aan de passagierskant ging open maar ik herkende de man niet direct. Muts op, snor en baard. Hij sprak mij aan: Herken je mij niet, Joop Ha? Het was Chef van de Veluwe, de strijder tegen het satanische Facebook. Hij is al jaren ondergedoken en verlaat zijn ondergrondse schuilplaats nauwelijks. Dus er moet nu wel iets aan de hand zijn.
Dat bleek niet het geval. De activist wilde er gewoon eens uit, weg van die bossen met bomen, het stuifzand en de vennen waar hij al zo lang verbleef. We spraken gezeten op een bankje bij Dennis met elkaar. Over de krant, het boeddhisme, de bossen, de dieren, Vierhouten en Beekbergen, en zo maar voor de vuist weg. Zijn chauffeur en beveiliger hield ons goed in de gaten en natuurlijk de omgeving ook. Chef omarmde mij bij het vertrek. Ik maakte een foto van hem om die bij dit stuk te plaatsen. Dat we elkaar echt ontmoet hebben. Hij keek lachend in de lens. Thuis zag ik dat de opname in de camera leeg was, de ontmoeting een illusie?