De laatste tijd ben ik nostalgisch. Vandaag zag ik een bericht dat ik schreef in juni 2012, over het ontstaan van het Boeddhistisch Dagblad. Er was helemaal niets, ja, leegte, maar niet de boeddhistische. Samen met webmeester Paul van Buuren en enkele medewerkers gingen we aan de slag.
Hieronder een blijk naar het verleden.
‘Tja, hier zit ik dan. Mijn benen hebben, na twee maanden zitten en lange werkdagen achter mijn werktafel, de vorm van mijn bureaustoel aangenomen. Alleen mijn schouders en hoofd steken nog uit boven de enorme stapel papieren, links, rechts en voor me. Toch ben ik blij. Met deze dag en het Boeddhistisch Dagblad, dat vanaf vandaag meer aandacht gaat besteden aan boeddhistisch gerelateerd nieuws en achtergrond in Nederland en België. De afgelopen weken hebben we proefgedraaid en we merkten dat het altijd beter kan. Paul van Buuren, die de site bouwde waarop het BD te zien is, waarschuwde me voor al te veel enthousiasme en haast. Het BD is een twijgje in een pot dat veel liefde en zorg nodig heeft om te groeien tot een flinke boom. Een jaar, hield hij me voor. Nou ja, dat haal ik wel.
Journalisten zijn ongeduldige mensen. Hun artikel voor vandaag moet altijd gisteren al klaar zijn en mailtjes en telefoontjes dienen binnen een paar minuten beantwoord te worden. Afspraken dienen op tijd te worden nagekomen. Journalist zijn in een boeddhistische omgeving is een oefening in geduld. Want er zijn altijd retraites, meditaties of andere voor een journalist storende maar boeddhistische zaken, die bij de ander tot vertraging leiden. Daar zal ik aan moeten wennen. Dat er nooit een antwoord komt op mijn brandmail. Waar blijft het beloofde artikel?
Vandaag ben ik een beetje een uitgever. Zo noemt de Kamer van Koophandel mij tenminste. Een nieuwe rol in mijn al lange leven. Gerenommeerde schrijvers vragen aan mij hoe hun stuk er uit moet zien. Wat ik het liefst wil zien. Dat maakt mij verlegen, bescheiden en klein. Wie ben ik dat ik dat mag zeggen. Ik wil het ook niet, want het BD kent geen hoofdredactie, baas of chef, of redactie. Of formule. Wel een beetje eindredactie door Jessica Hummel, maar vorm en inhoud worden bepaald door de schrijver zelf. Dat heb ik haar op het hart gedrukt. Oké, zei ze. En dat moet het dagblad levendig en leesbaar houden. Verrassend ook. We voelen ons een beetje anarchistisch, vrijgevochten, maar houden van onze schrijvers en lezers. Want we weten dat we zonder anderen niets zijn.
We gaan schrijven over leuke, mooie en voor sommigen vervelende zaken. Omdat we geloven dat het boeddhisme mensen niet heilig maakt. Dat een door anderen op een voetstuk geplaatste leraar kan struikelen. Dat we zelf ook niet heilig zijn. We doen niet aan vriendjespolitiek of geneuzel. En we zullen mensen niet nodeloos kwetsen of beledigen. En loze kletspraat of veronderstellingen zult u in onze kolommen niet aantreffen. Ons uitgangspunt is respect, liefdevolle vriendelijkheid, medevreugde, compassie en empathie. Daarom zullen we in het BD ook organisaties en partijen, die niet per se boeddhistisch zijn, maar wel pal staan voor het welzijn van mens en dier, een podium bieden. Daar voelen we ons verwant aan, daar zijn we solidair mee. Want geëngageerd boeddhisme bestaat niet, boeddhisme is in de kern geëngageerd.
Ik ben al tientallen jaren journalist. Als internationaal, in de zware criminaliteit werkend politieverslaggever, maakte ik van dichtbij het verschrikkelijke lijden van velen mee. Van slachtoffers maar ook van daders. Ik ben er vaak -letterlijk- doodziek van geweest, want het went nooit. Maar ik ontdekte dat zelfs een dader, een verdwaasde crimineel, naar geluk streeft. Vroeger snapte ik dat niet. Dat ook een boef gelukkig wil zijn. Nu wel, een beetje.
Ik ben een matige boeddhistische leerling. De hoofdlijnen heb ik wel te pakken, maar soms vergeet ik gewoon de eenvoudigste dingen in het boeddhisme. Vlug even een tekst nalezen, alvorens naar een lezing te gaan. Hoe zat het ook weer? Maar het boeddhisme heeft op een fantastische manier mijn leven, en daardoor ook van anderen, verrijkt. Dat is voelen, weten hoeft voor mij niet zo. Het was mijn collega journalist Dick Verstegen die mij tien jaar geleden met de boeddhistische/journalistieke wereld deed kennismaken. Hij nodigde mij uit te gaan schrijven voor het Kwartaalblad Boeddhisme, het huidige Boeddha Magazine. Ik was vereerd met een eigen column Boeddha in Bedrijf, volgens Dick een eigen kindje van de redactie van het kwartaalblad. Ik voelde me blij dat ik die rubriek mocht maken. Op mijn zoektocht naar boeiende, leuke mensen, nee, geen hotemetoten, ging er een wonderlijke wereld voor mij open. Honderden wijze, bevlogen maar ook rare en alcohol zuipende boeddhisten kruisten mijn pad. Wat een rijkdom, wat een geluk. Wat een verbazing. En, wat een plezier om die mensen te mogen ontmoeten. Met elk hun eigen verhaal, hun eigen emoties, hun eigen geheimen, waar ze me soms deelgenoot van maakten. Nee, die vond u nooit terug in Boeddha Magazine. In maart nam ik afscheid van dat blad. Het was er altijd prettig toeven.
Aan het eind van elke meditatie dragen wij in de sangha alle verdiensten van die bijeenkomst op aan alle levende levens, niemand uitgezonderd. Dat wens ik u ook toe: dat u gelukkig mag zijn, zonder voorbehoud. Ik heb het geluk gehad dat ik in mijn leven bijzondere mensen mocht ontmoeten. Ik leerde van hen het leven leven. En ze begeleidden mij belangeloos op mijn pad. Hielpen en steunden mij waar nodig. Dana. Dank je wel! Mijn moeder Grietje schonk mij het leven. Mede door haar zorg en liefde ben ik wat ik nu ben. Daarom is het BD ook een beetje van haar. En nu aan de slag.’