Gisteren ontmoette ik mijn nicht, ik had haar zeker 50 jaar niet gezien of gesproken. Niet dat er iets was voorgevallen dat tot die afwezigheid leidde, zeker niet. Zij ging hier, ik daar. Jij bent Joop, zei ze. Ik geef je maar een hand, antwoordde ik.
Dat is typisch Rotterdams om na een halve eeuw op zo’n manier het gesprek weer voort te zetten. Dat deden we ook. Mijn zus, in wier huis de ontmoeting plaatsvond, zorgde voor koffie en taart en we spraken over het verleden. Hoe we in het Oude Noorden van Rotterdam als familie bij elkaar in de verschillende straten woonden. Hildegardisstraat, Soetendaalseweg, Hoeksestraat, Kabeljauwsestraat, Hoylederstraat, Meidoornstraat en zo meer. Een heuse arbeidersbuurt. Solidariteit. En over ooms en tantes, neven en nichten, die nog leven of dood zijn.
We spraken af elkaar snel weer te ontmoeten nu we al een jaartje ouder worden en Monuta ons aanstaart. De dood zit in een klein Hoekje.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.