Naar aanleiding van deze vraag die mij werd gesteld, schreef ik dit stukje – zomaar wat eigen persoonlijke gedachten en redenerend als wetenschapper. Los van al de boeken die een veel uitgebreider en meer diepgaand antwoord bieden.
Wat de mens onderscheidt van andere wezens, andere bewoners of componenten van deze planeet aarde, vat ik zomaar dus samen: dat zijn bepaalde specialisaties. En wel: zijn denken (deel uitmakend van zijn geestvermogen), zijn ademhaling (deze lichamelijke specialisatie van zijn lichaam, met longen deel de mens met zoogdieren) en zijn vermogen zich over de aarde heen te kunnen bewegen (zoals vrijwel alle dieren kunnen; om voedsel en water op te zoeken enzovoort).
Let wel: ik heb het over specialisaties – over capaciteiten met zachte begrenzingen. Het gaat hier niet over unieke kenmerken.
Zo is het denken bijvoorbeeld niet uniek voor de mens. Recent is vast komen te staan dat dat dieren, ten minste apen, sommige vogels en vissen, een soort van denkvermogen hebben. Voor verhalen daarover zie de (sociale) media.
Planten zijn gespecialiseerd op het leven op een vaste standplaats. Zij onderscheiden zich van niet-levende dingen alleen door het volbrengen van een levenscyclus. Zoals alle levende weefsels veranderen ook plantaardige weefsels voor iedereen zichtbaar, ze herstellen zich en groeien op hun eigen manier. Plantaardige weefsels zijn gespecialiseerd op het vermogen licht op te vangen en om te zetten in energie, en op het vermogen water en daarin opgeloste stoffen uit de aarde op te zuigen enzovoort. Toch vinden mensen gewoonlijk dat planten te beschouwen zijn als ‘in mindere mate levend’ – omdat plantaardige individuen zich niet voortbewegen en ze niet zichtbaar ademen. Ze verplaatsen zich echter wel door zaadverspreiding. En zo op het oog ademen ze niet. Het is met het blote oog niet waarneembaar voor de mens: maar we weten ondertussen wel, dat planten ademen; zij ademen zuurstof of kooldioxide in- of uit, al doen ze dat wel heel onopvallend op microschaal.
Een plant zou kunnen zeggen: “Met mijn wortelstelsel, mijn bladeren, mijn schors, reguleer ik mijn voeding en energievoorziening; ook het ademen, sapstromen, de verdamping van water en het vangen van licht. Via minuscule huidmondjes, blad- en wortelhaartjes en gespecialiseerde celorganellen neem ik mijn omgeving waar. Ik heb een soort van tastzin, lichaamsbewustzijn en reuk- of smaakzin. Dat wil zeggen: via mijn huidweefsels ‘voel’ ik prikkels en ‘ruik’ ik bepaalde moleculen of stoffen.”
Dus, we zeggen dat planten leven omdat planten een levenscyclus laten zien. Wikipedia stelt op grond van de stand van de huidige wetenschap: “Hoewel er veel definities zijn voorgesteld, bestaat er geen sluitende omschrijving waarmee het onderscheid tussen de levende natuur en de overige werkelijkheid scherp wordt aangegeven en waarvan de bepalingen op alle organische systemen van toepassing zijn.”
Inderdaad. Rotsen nemen wij waar als niet bewegende, levenloze componenten in het landschap. Toch bestaan zij uit samengestelde elementen, uit atomen en nog kleinere deeltjes die in een lege ruimte bewegen. Water beschouwen we als een levenloze component van de planeet aarde. Het is een ‘samengestelde component’ – een lichaam waarvan wij de onderdelen, de organen, kunnen zien bewegen : bronnen, plassen, de zee en rivieren, regen enzovoort * Wij weten intussen dat het merendeel van al het water op wereldschaal met elkaar is verbonden via een kringloop of cyclus. Water, aarde en lucht – die vormen samen een supercomponent. Of een superlichaam ? We zouden water, aarde en lucht prima als één levend systeem kunnen beschrijven: de aarde en de lucht ademen water afwisselend in – en uit; via neerslag en verdamping (evapotranspiratie).
Wellicht beschrijven we water, aarde en lucht als niet-levend, bij gebrek aan inzicht in deze componenten als geheel omdat wij ze (nog) niet goed kunnen overzien? Dat is een verrassende conclusie – zit er een fout in mijn redenering? Nee, het lijkt me toch logisch: als we geen scherpe, sluitende definitie kunnen geven voor levende organische systemen (zoals Wikipedia stelde); dan kunnen wij dat evenmin voor niet-levende, voor niet-organische materiële systemen. We kunnen levend – dier, mens, plant – en niet levend – aarde, water, lucht, vuur enzovoort – ‘zo op het oog’ prima onderscheiden – maar op microschaal of macroschaal vervaagt elk onderscheid.
Elk materieel onderscheid – we vinden wel, dat wij mensen ons van de rest van de werkelijkheid onderscheiden door ons denkvermogen – dat we gelijkstellen aan een individuele geest of ziel. En dat het bezit van die geest de hoogste vorm van leven is.
Vast staat, dat de mensheid door zijn vergaande specialisatie in het denken veel kennis en macht over andere levende wezens heeft verworven. De mens kan die ten goede of ten kwade gebruiken – heilzaam voor hemzelf en anderen. De menselijke samenleving heeft intussen de planeet aarde flink veranderd – ten koste van andere wezens. Ze is in staat om die planeet verregaand te vernietigen – of te herstellen, tot een planeet met een meer harmonische samenleving waarin de mensheid een meer bescheiden rol vervult. Een planeet waar andere levensvormen – en andere bijzondere componenten die er van nature zijn – meer ruimte krijgen.
Ten goede handelen of…?
Daar liggen ze dan naast de paardenbloemen: mijn oude wandelschoenen.
Ik voelde een merkwaardige drang om ze daar op die plek op de foto te zetten. En dan een verbinding aan te gaan met het pas geschreven stukje over wat onderscheidend is voor de mensheid. Het leek een briljante ingeving – maar intussen vraag ik me af of ik misschien gewoon nog niet helemaal wakker was – leed aan een korte geestesstoornis.
Waarom die aandrang? De schoenen waren na ca. 15 jaar gebruik toch echt op, lek en te kapot om nog te dragen. Ik vond het wel verantwoord om deze weg te gooien en een paar nieuwe aan te schaffen. En dan toch … nu hou ik mezelf nu met die foto een spiegel voor? Afgedankte schoenen horen daar niet, het is rommel langs het achterpad en milieuvervuiling in het groen. Deze schoenen maken deel uit van mijn nalatenschap voor de aarde. Een belastende, typisch menselijke nalatenschap – ze zijn van kunststof, van plastic. Handig spul in het gebruik – onhandig spul omdat plastic afval niet op natuurlijke wijze verteert. Voor de productie van zulke kunststof heeft de mens ‘kunstige’, ingewikkelde, processen bedacht én bovendien een industrie opgebouwd en aan de gang gehouden. Kunststoffen zijn nieuwe synthetische stoffen, ontstaan door een chemische reactie vanuit natuurlijke grondstoffen; koolwaterstoffen afkomstig uit aardolieraffinage. Dus de mensheid verbruikt de fossiele grondstof aardolie om het milieu te vervuilen met plastic – en daar doe ik aan mee.
Waarschijnlijk is het maken van die foto vanochtend toch ingegeven door een ietsje minder prettig voelen… door schuldgevoelens …? De nieuwe schoenen zijn gekocht; maar misschien mag ik, kan ik, via zelfreflectie dat minder prettige gevoel verzachten?
Aha – hier de verbinding met het eerder geschreven stukje over de kenmerken van het mens-zijn. Wat in mijn eerdere opsomming onderbelicht was gebleven: de mens is (of lijkt) ook gespecialiseerd in zelfreflectie inclusief ethisch besef – dat gaat een stap verder dan het denken, wat ik al als eerste specialisatie had genoemd. Hoe kon ik dat vergeten? Nou ja – alle mensen, zoals ook ik, passen dat besef gedoseerd toe.
Waarom onderscheiden we eigenlijk levenloos en levend? En tussen die hoofdcategorieën van leven; mens, dier, plant? Omdat we behoefte hebben aan een graadmeter. Iedere mens neemt een bepaalde ruimte in, heeft een levenloze ruimte nodig, en ten minste water en voedsel, kleding, een bed en medicijnen. Wij moeten ons voeden met planten en/of dieren. Dat voelt minder prettig als je je diepgaand ervan bewust bent dat je deel uitmaakt van al wat leeft op deze planeet. Waarschijnlijk hebben mensen daarom die graadmeter bedacht tussen levende wezens die minder, die ‘maar een klein beetje’ levend zijn, en wezens die heel duidelijk (willen) leven.
We maken aldoor keuzes met verwaarlozing van bepaalde onhandige – minder ethische – effecten van onze handelingen. Ja toch? De vervuiling van de aarde door onverteerbaar afval – ach, dat valt wel mee en lost men in de toekomst wel op.
Anderzijds is daar dat ‘minder prettige gevoel’ dat ‘zomaar’ in je lijf lijkt op te komen. Het zet best veel mensen ertoe aan die voor anderen nadelige effecten juist niet te verwaarlozen. Een groot aantal mensen zet zich ‘ten goede in’, voor behoud van dieren en planten, natuurlijke landschappen en van schone milieus, water, rotsen en bergen. Om dat minder prettige gevoel te bestrijden of puur uit liefde voor natuur en aarde?
Hoe zet ik mij ‘ten goede in’ in verband met deze schoenenkwestie? Feit: ik wil gaan wandelen met goed zittende waterdichte schoenen. Sorry lieve aarde, ik ga de afgedankte schoenen weggooien. Hoe doe ik dat zonder jou daarmee te belasten? Kan ik niets beters kon doen dan ze in de grijze restafvalbak te stoppen? Toch even uitgezocht; en maar goed ook – ik kan ze voor recycling aanbieden door ze naar de kleding- en textielcontainer van Restore kringloop te brengen. Die staat gelukkig vlakbij, naast de buurt-supermarkt.
En lieve aarde, ik probeer de afgedankte schoenen te vervangen door zogenoemd duurzame exemplaren. Ik ontdek dat er een labels en keurmerken zijn gekomen voor herkenning van meer duurzame schoenen; heel mooi. Echter: geheel duurzame schoenen – geheel bestand uit gerecycled of volledig natuurlijk materiaal – zijn te hoog gegrepen voor mij, zijn hartstikke duur.
Dus ik koos tenslotte voor een compromis: voor een voorjaarsaanbieding (50% korting!) van ‘De Bever’, met hun Our Planet-keurmerk.
PM Overigens lijken de neiging tot zelfreflectie en ethisch besef, evenmin uitsluitend voorbehouden aan het mensengeslacht. Een uitdaging voor nader onderzoek!