De stichting Vrienden van het Boeddhisme zag het licht, in Nederland doken allerlei boeddhistische groeperingen op. In Europa groeide het boeddhisme ook, in die jaren zeventig. Maar hoe ging het verder met de ontwikkeling van het boeddhisme in eigen land?
Hoe werd er intussen gedacht over de ‘vormgeving van het boeddhisme in het westers cultuurpatroon’ waarvan al in Saddharma no. 1 (januari 1968) sprake was? Een werkgroep, bestaande uit Peter van der Beek, Leo Boer, Tonny Kurpershoek, Rob Janssen en Nico Tydeman, lanceerde in mei 1983 enkele ideeën.
De eerste conclusie was: ‘Op langere termijn ware de oprichting van een “Orde van de Boeddha” te bevorderen. Deze orde zou moeten zijn een lekenorde, sober van vormgeving, niet-orthodox, d.w.z. zich baserend op enkele grondbegrippen, die een ieder op zijn wijze gestalte zal dienen te geven.’ Eén persoon was ertegen. Hij werd niet met name genoemd, maar het was Van der Beek. Hij vond zo’n orde niet meer in deze tijd passen, ‘een gepasseerd station’. Hijzelf was al eind 1973 uit de orde AMM getreden.
De anderen betwijfelden wel of er al genoeg overtuigde boeddhisten waren voor zo’n orde. ‘Aan een bloedarm pogen is waarachtig geen behoefte. Aan een kwijnende organisatie met topzware pretenties evenmin,’ aldus Leo Boer. Dat zou wel een erg mager resultaat van de werkgroep zijn. Maar er was nog een conclusie: ‘Op korte termijn – gedacht wordt aan 6 tot 12 maanden – ware op te richten een Boeddhistische School of Academie, zulks in nauwe samenwerking met De Kosmos.’
Deze tussenstap was bedacht door Nico Tydeman en een nieuw bestuurslid, Rob Janssen, lid van de AMM. Prof. dr. R.H.C. Janssen (1931), hoogleraar in de klinische en persoonlijkheidspsychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, aanvankelijk rooms-katholiek, was op het gymnasium in aanraking gekomen met het boeddhisme door zijn leraar Grieks, die tevens universitair docent Pali was.
In 1974 trad Janssen toe tot de AMM. Van der Beek had de orde toen net verlaten en een punt gezet achter alle ‘geëtiketteerde activiteiten’ betreffende het boeddhisme, ongeveer zoals Janwillem van de Wetering een jaar eerder. Vele jaren later stichtte hij toch met Everhard Post, ook oud-lid van de AMM, het kleine meditatiecentrum Bodhimanda in Groningen, dat nog steeds functioneert.
Rob Janssen was van 1976 tot 1988 priester in de AMM. Apart daarvan was hij van 1982 tot 1998 voorzitter van de Stichting Vrienden van het Boeddhisme en nu alweer een aantal jaren opnieuw. Zijn eerste wapenfeit in de SVB was in 1984 het Boeddhistisch Leerhuis in de Kosmos. Er werd onderricht gegeven in de praktijk en theorie van meditatie, boeddhistische filosofie en de studie van sutra’s. Het was een succes, dat aanhield tot de voorraad belangstellenden, misschien voorlopig, uitgeput raakte.
De vele nieuwe boeddhisten waren over het algemeen druk bezig binnen hun eigen groepering. Voor andere activiteiten was weinig interesse, ook niet voor de Boeddhistische Unie Nederland. Deze organisatie stond feitelijk in de sluimerstand tot 1989. Na een congres van de Europese Boeddhistische Unie in Parijs blies Rob Janssen de BUN echter nieuw leven in en de jonge boeddholoog Aad Verboom, een vipassana-student van de Thaise monnik Mettavihari, werd voorzitter. De wedergeboorte zou grote gevolgen hebben.
Balans
In 1990 maakte de cultureel antropoloog Victor van Gemert de voorlopige balans op met zijn boek Boeddhisme in Nederland: overzicht van boeddhistische stromingen in Nederland en België. Hij turfde in totaal veertig groepen. Negen waren algemeen gericht, waaronder onze stichting en de BUN. Zen en Vajrayana waren ongeveer gelijk in getal, resp. 10 en 11, en Theravada telde 6 groepen. Er waren vier etnisch groepen (behalve de Thais ook Japans, Chinees en Vietnamees).
Hij schatte het aantal boeddhisten op 16.600, waarvan niet meer dan 4000 van Nederlandse afkomst en daarvan dan nog de helft ongeorganiseerd. Een flinke verscheidenheid van boeddhistische richtingen was in Nederland opgekomen, maar het aantal deelnemers was nog betrekkelijk gering.
In de jaren negentig kwamen er nog enkele groeperingen bij. Eén ogenschijnlijk stevig gevestigde groep verdween: het Boeddhayana Centrum, met een klooster in Makkinga (Friesland). Deze Theravada-groepering werd geleid door de Nederlandse bhikkhu Dhammawiranātha, die in Indonesië in de orde was opgenomen. Hij was een ijverig man die een stroom boekjes met vertalingen over de leer produceerde, een tijdschriftje uitgaf en veel volgelingen wist te trekken. Onder hen waren nogal wat vrouwen tot wie hij niet altijd de voor monniken juiste afstand wist te bewaren. Uiteindelijk legde hij 30 december 2001 zijn pij af en werd de Boeddhayana-organisatie opgeheven.
Inburgering
In 1993 werden twee aanzetten gegeven die het inburgerende boeddhisme meer structuur gaven: een nieuw tijdschrift en een omroep. De stichting Vrienden van het Boeddhisme besloot Saddharma, het kwartaalblad voor de donateurs,te veranderen in een kwartaalblad dat ook buiten deze beperkte kring mensen met het boeddhisme in contact kon brengen. In september 1995 verscheen het eerste nummer van het Kwartaalblad Boeddhisme, nog op klein formaat en met een behoudende opmaak om bestaande donateurs niet af te schrikken. Na vier jaar groeide het tijdschrift uit tot magazineformaat.
De Stichting Vrienden van het Boeddhisme kon dit project financieren door een aanzienlijk legaat uit 1978 van de kunstschilder en -handelaar Herman de Rethel Kuyt uit Bergen (NH). Hij was door een radio- of tv-uitzending waarin Tonny Kurpershoek het boeddhisme vertegenwoordigde, zo onder indruk geraakt dat hij de stichting in zijn testament opnam. Hierdoor was er een werkkapitaal voor het tijdschrift.
Het blad floreerde, uiteraard op bescheiden schaal, gezien de nog steeds kleine aanhang van het boeddhisme in ons land. Administratief groeide het blad geleidelijk de stichting boven het hoofd en sinds eind 2003 is de boeddhistische uitgeverij Asoka de uitgever. Het verschijnt nu onder de naam BoeddhaMagazine (en is inmiddels ter ziele)
Ook een ander boeddhistisch mediaproject, de boeddhistische omroep, heeft zijn oorsprong in 1993. Het idee kwam van een Amsterdamse student en boeddhist, André Vente. De BUN had weer voldoende levenskracht gekregen om een fors karwei aan te durven. Voorzitter Aad Verboom lanceerde een werkgroep ‘Aanvraag zendmachtiging boeddhistische omroep’. Om zelfs maar een schijn van kans op een zendmachtiging te maken was de cruciale vraag: hoe groot is de boeddhistische achterban? Het werd een langdurige en moeizame operatie.
Najaar 1996 schatte de werkgroep het aantal boeddhisten in Nederland op 33.000 personen van 18 jaar of ouder, waarvan 20.000 immigranten (Chinezen, Vietnamezen, Thais en andere Aziatische boeddhisten). Veel te weinig voor een zendmachtiging, vond het Commissariaat voor de Media. De kans leek verkeken.
Maar de BUN zette door. Onder aanvoering van de Rigpa-boeddhist ir. Jean Karel Hylkema , interim-manager en oud-directeur van Het Financieele Dagblad, de gelauwerde cineaste en Dzogchen-boeddhiste Babeth VanLoo en een nieuwe BUN-voorzitter, prof. dr. Johan Niezing, kwam er uiteindelijk toch per 1 september 2000 een zendmachtiging voor radio en tv. De verlening van deze zendmachtiging betekende de officiële erkenning van het boeddhisme als een gevestigde religie in ons land.
In januari 2001 kwam de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS) op het tv-scherm, en ook de radio kon beginnen. Sindsdien kan het boeddhisme elke Nederlandse huiskamer bereiken. De grillige uitzendtijden hebben helaas tot dusver gewoontevorming bij de kijkers ernstig belemmerd. De BOS verdween eind 2015 door een herschikking van zenders uit de ether en de uitzendingen worden voortgezet onder de titel Boeddhistische blik van KRO-NCRV.
Volgens een enquête van de afdeling Media-onderzoek en-Advies van de Nederlandse Publieke Omroep in 2009 telt ons land meer dan 830.000 mensen van 18 jaar en ouder met een ‘daadwerkelijke affiniteit’ met het boeddhisme; voor 370.000 mensen is boeddhisme de eerste keus als leidraad bij grote levensvragen. Aan deze explosieve groei van de belangstelling sinds de negenhonderd boeddhisten uit 1971 hebben de onderstaande factoren zeker bijgedragen.
- Ontkerkelijking: de leegloop van de christelijke kerken is al tientallen jaren aan de gang en het boeddhisme biedt een alternatief voor het christendom.
- Globalisering: het boeddhisme komt van vele kanten voor talloze mensen dichterbij. De Dalai Lama is de populaire belichaming van deze ontwikkeling.
- Het maatschappelijke klimaat: consumentisme en keiharde marktwerking wakkeren materiële hebzucht en egoïsme aan, rationalisme en efficiency verdringen het geestelijk leven, maar de behoefte aan zingeving zoekt tegen de verdrukking in een uitweg.
- De verspreiding van boeddhistische groeperingen over het hele land, van Uithuizen in Noord-Groningen tot Cadzand in Zeeuws-Vlaanderen, brengt de boeddhistische praktijk dichtbij huis.
- Immigratie: de BUN schatte in 2007 dat er ruim 113.000 boeddhisten van buitenlandse afkomst in ons land zijn.
Door de BUN en de BOS is het boeddhisme de laatste tiental jaren ook officieel zichtbaarder geworden. De universitaire opleiding voor boeddhistisch geestelijk verzorger aan de Vrije Universiteit in Amsterdam is er het meeste recente voorbeeld van. Tegelijkertijd krijgt het boeddhisme meer westerse verschijningsvormen. Zie de verwesterde vipassanameditatie die populair is geworden onder de naam mindfulness. Het boeddhisme is ingeburgerd.